Medische modellen: van statisch naar complex
Mijn denken over gezondheid heeft zich ontwikkeld van denken in het medisch model naar denken in complexe systemen. Suïcidaal gedrag is een uitermate complex en individueel gedrag, dat zich dynamisch over tijd ontwikkelt. Toch onderzoeken we suïcidaliteit niet op dit individuele en temporele niveau. Het meeste onderzoek dat we doen is epidemiologisch onderzoek: onderzoek dat ons leert welke risicofactoren tegelijk voorkomen met suïcidaliteit (cross-sectioneel onderzoek), of welke risicofactoren suïcidaliteit over een paar jaar voorspellen (longitudinaal onderzoek). Dit is belangrijk onderzoek, wat ons veel heeft geleerd over de mogelijke risicofactoren, zoals een eerdere poging, het gevoel in de val te zitten, en hopeloosheid. Het nadeel van dit soort onderzoek is dat het zich baseert op gemiddelden van grote groepen mensen en slechts op enkele momenten in de tijd wordt gemeten. De voorspelling van de risicofactoren is dan ook niet sterk; suïcidaliteit blijft zeker op individueel niveau onmogelijk te voorspellen op basis van epidemiologische risicofactoren.
In de psychologie waait nu een andere wind dankzij de onderzoeksgroep aan de UVA van professor Denny Borsboom. Het bekende medisch model bepaalt dat een depressie iets is wat zélf klachten veroorzaakt. Behandel de depressie en de symptomen verdwijnen. De groep van Borsboom komt met een andere benadering: de netwerkbenadering. In deze benadering is het juist de interactie tussen symptomen, zoals piekeren, slecht slapen en het gevoel te hebben in de val te zitten, die zorgt voor psychopathologie zoals depressie. Er is dus geen latente trait zoals depressie meer! Symptomen komen in een feedbackloop, ze versterken elkaar over tijd zodat ze steeds heftiger aanwezig zijn.
Het denken over psychopathologie als het gevolg van de interactie tussen symptomen noemen we de netwerkbenadering. Er zijn sinds de introductie veel artikelen verschenen waarin mensen het netwerkdenken toepasten op het gebied van angst, depressie en PTSD. Ik legde als eerste de link met suïcidaliteit. De suïcidale gedachten die iemand heeft zouden het gevolg kunnen zijn van een eerder gestarte feedbackloop tussen risicofactoren, zoals het gevoel te hebben in de val te zitten, piekeren en hopeloosheid. Uiteindelijk worden de suïcidale gedachten door de feedbackloop ‘besmet’ en worden ze ook onderdeel van de feedbackloop, zodat de suïcidaliteit ervoor zorgt dat de andere factoren ook steeds heftiger worden, wat ook weer zorgt voor meer suïcidaliteit.
Netwerken zijn een eerste stap in het denken over suïcidaliteit als een complex systeem. In complexe systemen gaat men uit van twee stabiele ‘states’, in ons voorbeeld ‘gezond/niet suïcidaal’ en ‘suïcidaal’. De interactie tussen symptomen bepaalt over tijd of iemand gezond is, of suïcidaal. Belangrijk is te beseffen dat de overgang van gezond naar suïcidaal niet stap voor stap hoeft te gaan. Binnen het complexiteitsdenken gaan ze ervan uit dat de overgang van fasen plots kan gebeuren, na het bereiken van een tipping point. Nieuwe onderzoeksmethoden met data, verzameld met een mobiele telefoon, helpen ons om te onderzoeken of we inderdaad tipping points kunnen vinden. Binnen het depressieonderzoek zijn ze daar reeds verder mee, maar in de suïcidologie staat dit nog in de kinderschoenen.