Het onwaarschijnlijke
In Brussel, vlakbij mijn universiteit, is een restaurant met de onwaarschijnlijke naam L’Improbable. Het is er goed eten, maar het is vooral de naam die blijft hangen. Ik droom graag – in de zin van Martin Luther King’s ‘I have a dream’. Dromen in die zin vraagt dat we ons losmaken van ‘dat lukt toch nooit’ en ‘het is zoals het is’. Het vraagt ook dat we actie ondernemen en het gaatje vinden waardoor we het onwaarschijnlijke mogelijk kunnen maken. Dromen zonder actie is een vorm van slapen, actie zonder dromen vervalt tot routine (voortgaan langs het pad van de waarschijnlijkheid). Goed slapen en routine zijn belangrijk, maar we kunnen niet op onze lauweren rusten, zelfs het waarborgen van de status quo vraagt beweging.
In het kader van de ‘digitale transformatie’ wordt de nieuwe waarschijnlijkheid in beleidskringen kort samengevat als digital if possible, physical if necessary. Mijn droomproject zou zijn dat we onderzoeken of die slogan wel steekhoudt, en of die niet beter binnenstebuiten gekeerd kan worden: physical if possible, digital if necessary. En misschien is physical niet de juiste term hier, want digitaal is natuurlijk ook een kwestie van fysica; alles wat digitaal is ligt ergens opgeslagen in een server. Waar het om gaat is de tegenstelling tussen belichaamd (embodied) en digitaal; mensen hebben en zijn hun lichaam, dat hun toestaat hun wereld her in te richten en erin te navigeren. Eventueel met behulp van digitale verlengstukken. Embodied if possible, digital if necessary betekent dat we de mens vooropstellen en alleen overgaan op digitaal als dat ergens voor nodig is. Niet alleen omdat het kan (mogelijk is). Een digitale transitie moet gestoeld zijn op een doordachte strategie, niet op gedachteloze waarschijnlijkheid.
‘Mogelijk’, ‘noodzakelijk’ en ‘waarschijnlijk’ zijn de drie sleutelwoorden die bepalen of een samenleving daadwerkelijk innoveert. Om een samenleving mogelijk te maken waar zoveel mogelijk mensen waarschijnlijk een goed leven kunnen leven (dat is een mooie droom) is het noodzakelijk om te investeren in technologie die mensen de ruimte geeft, bij elkaar brengt en de kans geeft om bij te dragen aan gezonde economische ontwikkelingen en voedselvoorziening en goed georganiseerde gezondheidszorg en onderwijs. Op dit moment is het waarschijnlijker dat technologie wordt ontwikkeld en ingezet om mensen in de kaart te kijken, uit te lezen en te gebruiken om banale verdienmodellen te voeden die gericht zijn op het vergroten van het marktaandeel van megaplatforms en het vermogen van een beperkte groep superrijken.
Die waarschijnlijkheid wordt geaccepteerd als onvermijdelijk gevolg van economische krachtenvelden die als een soort meteorologisch model (on)voorspelbaar worden ‘gemaakt’. Dat economische krachtenvelden geen natuurverschijnselen zijn maar door juridische constructies mogelijk worden gemaakt, wordt opzettelijk vergeten, voor zover je iets opzettelijk kunt doen vergeten. Een vrije markt is een complexe en dynamische infrastructuur die mogelijk wordt gemaakt door het moderne positieve recht. Bij het ontstaan, ontwerpen en handhaven van dat recht moet steeds opnieuw en op velerlei niveau worden vastgesteld wiens vrijheid in het spel is. Vrijheid is een relationeel begrip; zowel de vrijheid van inmenging als de vrijheid om het eigen leven vorm te geven, stelt alleen iets voor in relatie tot anderen. Zoals Nobelprijswinnaar Amartya Sen steeds weer uitlegt: geen vrijheid zonder een redelijke mate van gelijkheid.
Contractsvrijheid en eigendom zijn uitvindingen die alleen functioneren als ze door het recht worden ondersteund, en de ‘vrije’ markt die daarmee in touw wordt gezet, blijkt alleen goed te functioneren als evenwichten worden ingebouwd die rent seeking mitigeren. Daartoe hebben we naast het algemene privaatrecht bijvoorbeeld ook het consumentenrecht, huurrecht, mededingingsrecht en het belastingrecht ingevoerd die onevenredige machtsverhoudingen matigen. Die matiging blijkt dan weer slecht te werken in een mondiale economie waar machtige economische partijen het recht naar hun hand weten te zetten door hun hoofdkantoren te kiezen daar waar het recht op de hand is van wie al vermogend zijn. En door Big Law in te huren om de toepassing van het recht te vertragen dan wel te manipuleren ten gunste van wie daarvoor de rekening kunnen betalen. Het is interessant om te zien hoe de Europese Unie een goeddoordachte poging waagt om paal en perk te stellen aan dat spel, met wetgeving die zich rechtstreeks richt tot de grote spelers. De uitdaging zal zijn om de handhaving van die wetgeving door te zetten op een wijze die het inhuren van Big Law door bijvoorbeeld Big Tech, Big Pharma en Big Agro de wind uit de zeilen neemt. Daarbij zullen de toezichthouders een belangrijke rol spelen maar ook de rechter die waakt over de rechtmatige, grondrechtenconforme uitleg van al die wetgeving.
Mijn droomproject is om de digitale transformatie zo in te richten dat ze bijdraagt aan het mogelijk maken van onwaarschijnlijke verdraagzaamheid, goed verdeelde welvaart en ‘plaizier’ in het leven (om nog maar eens een Brussels’ idioom aan te halen). En neen, dat is geen sinecure.