De grijze mosterd, een wilde verwant van kool, heeft een extreem goede fotosynthese. Dat komt, ontdekte René Boesten, omdat dit plantje stukjes DNA heeft gekopieerd die de fotosynthese regelen.
Planten kunnen zich aanpassen aan extreme omstandigheden door stukken DNA te kopiëren of weg te gooien. Plantenonderzoekers noemen dit copy number variation: de variatie van het aantal DNA-kopieën in een genoom. Soms gaat het om hele kleine stukjes DNA van vijftig baseparen, maar soms krijgen honderden genen een kopie.
Boesten onderzocht de grijze mosterd, een wilde verwant van brassica, oftewel kool. Dit onkruid komt oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied, maar is zich rap aan het verspreiden in Europa, omdat het een extreem goede fotosynthese heeft ten opzichte van andere planten. Ook heeft dit plantje een hoge lichttolerantie: bij de meeste planten schakelt de fotosynthese uit bij felle zon, maar de grijze mosterd blijft gewoon zonlicht omzetten in suikers.
Toen Boesten het genoom van de grijze mosterd vergeleek met dat van andere brassica-soorten, ontdekte hij dat grijze mosterd meer kopieën had van genen die de fotosynthese aansturen. Toen hij de verschillende brassica’s in het lab testte, met veel en weinig licht, zag hij inderdaad dat de betreffende genen in grijze mosterd veel actiever waren en de plant bleef doorgroeien onder hoge lichtintensiteit.
Lees het hele artikel op de site van de WUR – dat onder meer over glyfosaat gaat.