Energiebesparing op de eerste plaats?
Het is de laatste jaren een gemeenplaats geworden, ook onder politici: energiebesparing is onze eerste brandstof, en: energy efficiency first[i]. Het belangrijkste wat we kunnen doen tegen klimaatverandering is energie besparen, besparen en nog eens besparen.
En laten we eerlijk zijn, energiebesparing[1] heeft ook veel opgeleverd. In veel westerse landen groeit het totale energiegebruik niet of nauwelijks meer, of het daalt zelfs. Dat kan grotendeels op het conto van energiebesparing worden geschreven: de groei van onze economische activiteit wordt gecompenseerd doordat al onze apparaten en processen steeds efficiënter worden. Wat vooral goed heeft gewerkt, is het stellen van normen voor het energiegebruik van allerlei dingen die nieuw in gebruik worden genomen: elektrische apparaten, lampen, woningen, auto’s of elektromotoren. Om een sprekend voorbeeld te geven: een koelkast die nu gekocht wordt, heeft een elektriciteitsverbruik dat ongeveer een kwart is van een vergelijkbare koelkast aan het begin van deze eeuw. Aan de buitenkant is weinig te zien, maar achter de koelkastdeur heeft een stille revolutie plaatsgevonden. Wat minder goed gaat, is het verbeteren van bestaande zaken: dan denken we vooral aan woningen en andere gebouwen, en aan industriële installaties. Die hebben allemaal een lange levensduur, van vele tientallen jaren tot meer dan honderd jaar. Verbetering van het bestaande door renovatie is mogelijk, maar gaat traag. Veelzeggend is het tempo van de energetische renovatie van woningen. Het renovatietempo ligt in de meeste landen zelden hoger dan 1% per jaar. Dat schiet niet op. Ook het Internationaal Energie Agentschap (IEA) benadrukt het gebrek aan vooruitgang. Het tempo van energiebesparing is nog niet de helft van wat het zou moeten zijn om aan ambitieuze klimaatdoelstellingen te voldoen[ii].
Zelf heb ik altijd vanuit de wetenschappelijke hoek het belang van energiebesparing sterk benadrukt. Rond 1990 was ik één van de eerste die een uitgebreid databestand aanlegde, met een uitputtend kwantitatief overzicht van alle mogelijkheden voor energiebesparing. En toen ik in 2014 als hoogleraar van Utrecht naar Delft ben verkast, heb ik in mijn intreerede vooral aandacht gevraagd voor de verwaarloosde kant van het energiesysteem: de vraagkant, en de enorme mogelijkheden van energiebesparing benadrukt[iii].
Vandaar dat ik de bovengenoemde slogans, zoals energy efficiency first, altijd van harte ondersteund heb. Maar ik werd met mijn neus op de feiten gedrukt door een eigen bijdrage aan het laatste rapport van het wetenschappelijke klimaatpanel van de VN, het IPCC. We hebben in het rapport een uitputtend overzicht gegeven van alle mogelijkheden om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 te compenseren. En wat blijkt? Alle mogelijkheden voor energiebesparing in gebouwen, transport en industrie zijn weliswaar belangrijk, maar bijv. windenergie, zonne-energie en het stoppen van ontbossing zijn – elk voor zich – ongeveer even belangrijk als al die energiebesparing bij elkaar[iv]. Met name die belangrijke rol van zonne-energie en windenergie is pijnlijk. Het adagium was altijd: eerst besparen, dan verduurzamen, maar die logica is er niet meer. Dat komt natuurlijk mede door de sterk gedaalde kosten van zonne-energie en windenergie. We moeten snel door met het opschalen van die energiebronnen, en we kunnen zeker niet wachten op energy-efficiency-first!
Moeten we dan maar stoppen met het stimuleren van energiebesparing? Zover ben ik nog niet. En we moeten zeker doorgaan met het stellen van energienormen voor apparaten, woningen, etc., en dat ook uitbreiden en aanscherpen. Maar we mogen ons wel eens afvragen of het beleid dat we tot nu toe voeren voor bestaande gebouwen en industriële installaties wel effectief is. Alles wat we nu gedaan hebben aan subsidies, kennisoverdracht, vrijwillige afspraken, en ook CO2-heffingen, is allemaal mooi. Maar ik denk dat we ook een stap verder moeten gaan en hier het instrument van regulering moeten inzetten: het stellen van eisen aan de efficiëntie van gebouwen en industriële processen. In de praktijk betekent dat: zet voor gebouwen een maximum aan het energiegebruik per vierkante meter en voor industriële processen aan het energiegebruik per ton product.
[1] Onder energiebesparing verstaan we hier: het efficiënter gebruik van energie, dus hetzelfde doen met minder energie.
[i] Zie bijv. “A Clean Planet for All”, communicatie van de Europese Commissie, Brussel, 28 Nov. 2018, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:52018DC0773.
[ii] Energy Efficiency 2021, Internationaal Energie-agentschap, Parijs, 2021, https://iea.blob.core.windows.net/assets/9c30109f-38a7-4a0b-b159-47f00d65e5be/EnergyEfficiency2021.pdf, pag. 20.
[iii] K. Blok, De verwaarloosde kant van het energiesysteem, intreerede TU Delft, korte samenvatting hier: https://www.rd.nl/artikel/630693-energiegebruik-kan-nog-veel-efficienter of in het Engels hier: https://kornelisblok.home.blog/2019/08/15/post-4/.
[iv] Climate Change 2022 – Mitigation of Climate Change, Summary for Policy Makers, Intergovernmental Panel on Climate Change, Werkgroep III, https://www.ipcc.ch/report/ar6/wg3/downloads/report/IPCC_AR6_WGIII_SPM.pdf, p. 41-42.