Hoogleraar Beatrice de Graaf hield donderdag 12 december de 53e Huizingalezing. Voor een uitverkochte Stadsgehoorzaal sprak ze over de vraag hoe geschiedenis in crisistijd kan worden gebruikt om betekenis te geven aan de situatie.
Rode draad in De Graafs lezing was historicus Johan Huizinga, de naamgever van de lezing en schrijver van bekende werken als Herfsttij der Middeleeuwen. Aan de hand van zijn oeuvre betoogde ze dat geschiedschrijving noodzakelijk is om tijden van crisis te doorstaan.
Geschiedenis, zo stelde de historica en terrorisme-expert, kan zin en betekenis aan zware tijden geven. Leiders kunnen historische verhalen gebruiken om hun bevolking in crisistijden mee te krijgen, zoals de Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt dat in de jaren dertig van de vorige eeuw deed met zijn radiotoespraken, en recenter en dichter bij huis koning Willem-Alexander, die op de vanwege de coronacrisis uitgestorven Dam vertelde over het tekort van zijn overgrootmoeder jegens de weggevoerde joden en zijn ambitie om dit in de toekomst te voorkomen door dit ‘niet goed [te] praten’ en ‘de vrije, democratische rechtsstaat [te] koesteren en verdedigen.’
Deze leiders hadden een grondhouding waaruit amor mundi sprak. Deze term betekent letterlijk ‘liefde voor de wereld’, maar suggereert ook hoop voor de toekomst. Door een innerlijke overtuiging van geloof, hoop en vertrouwen waren deze leiders in staat aan de hand van historische gebeurtenissen een positief toekomstbeeld te schetsen. Zonder de lelijke kanten van het verleden te ontkennen of te verdoezelen, ontleenden zij aan de geschiedenis een handelingsperspectief. In hun woorden werd de geschiedenis iets wat hun toehoorders inspireerde en hoop gaf op een betere toekomst voor iedereen.
Mooi kort verslag op de site van de Universiteit Leiden, met een (betaalde) link naar de hele lezing.