Ik wil graag beginnen met een citaat van Martin Luther King, uit zijn Letter from a Birmingham Jail uit 1963:
Ik ben bijna tot de conclusie gekomen dat het grootste struikelblok van de zwarte mens op zijn weg naar vrijheid niet de [openlijk racistische] White Citizen’s Counciler of het Ku Klux Klanlid is, maar de white moderate, die meer gehecht is aan ‘orde’ dan aan gerechtigheid; die de voorkeur geeft aan een negatieve vrede die de afwezigheid van spanning is boven een positieve vrede die de aanwezigheid van gerechtigheid is; die voortdurend zegt: “Ik ben het met je eens over het doel dat je nastreeft, maar ik kan het niet eens zijn met je methodes van directe actie”; die paternalistisch gelooft dat hij het tijdschema voor andermans vrijheid kan bepalen; die leeft volgens een mythisch concept van tijd en die de zwarte mens voortdurend adviseert om te wachten op een ‘geschikter moment’. Oppervlakkig begrip van mensen van goede wil is frustrerender dan absoluut onbegrip van mensen van kwade wil.
Ik geef elk jaar college over de brief van Dr. King in een interdisciplinaire cursus over de verbeelding van rechtvaardigheid, recht en de geesteswetenschappen. Vanochtend begonnen we die cursus met een citaat van Robert Cover, een van de grondleggers van het vakgebied en professor in de rechten aan Yale University. Cover was volledig toegewijd aan de juridische wetenschap en het juridisch onderwijs om daarmee sociale rechtvaardigheid te realiseren. In de jaren 1970 sprak Cover op demonstraties die door zijn studenten waren georganiseerd om Yale University zover te krijgen dat ze haar banden met het apartheidsregime in Zuid-Afrika verbrak.
De Palestijnen vragen ons al om een academische boycot sinds 2004, het jaar dat het Internationaal Gerechtshof oordeelde dat Israëls bouw van de muur in de bezette gebieden illegaal was. We weten wat er met dat juridische oordeel is gebeurd: helemaal niets. Dus riep het Palestijnse maatschappelijk middenveld gewetensvolle mensen over de hele wereld op om boycots, desinvesteringen en sancties tegen Israël in te stellen, waaronder een boycot van de Israëlische universiteiten, omdat die nauw verbonden zijn met de onderdrukking van het Palestijnse volk.
De adviescommissie die Wim van der Donk heeft ingesteld om het nemen van verantwoordelijkheid uit te besteden en uit te stellen, heeft bevestigd wat Palestijnen ons al vele jaren vertellen, en wat de studenten van Palestine Solidarity Tilburg al een jaar geleden in een zorgvuldig gedocumenteerde brief van tien pagina’s aan al mijn collega’s hebben meegedeeld: dat Israëlische universiteiten een integraal onderdeel zijn van het ‘militair-academisch complex’; onlosmakelijk verbonden zijn met het Israëlische leger en de Israëlische wapenindustrie; en zich niet alleen niet uitspreken tegen de ‘ernstige schendingen’ van mensenrechten en internationaal recht door het Israëlische leger, maar deze in veel gevallen actief aanmoedigen.
In mei vertraagde Wim van der Donk het proces al een keer door te stellen dat onze Israëlische partnerinstellingen ‘wederhoor’ verdienden. In de afgelopen acht maanden heeft hij hier ruim de tijd voor gehad, zeker gezien het feit dat hij niet eens de moeite heeft genomen om te reageren op de e-mails die een aantal collega’s en ik hem hebben gestuurd. Met zijn reactie van eergisteren, waarin hij zegt eerst met de Israëlische universiteiten in gesprek te gaan, verbrak Wim van der Donk zijn belofte aan ons in mei dat hij het advies van de commissie zou opvolgen. De weigering van het universiteitsbestuur om het advies van de zelf ingestelde samenwerkingscommissie op te volgen is onverdedigbaar, onethisch, antidemocratisch en laf.
Het is betreurenswaardig dat we hier weer moeten protesteren, maar we zullen niet stoppen om Palestina onder de aandacht te brengen, en we zullen niet accepteren dat ons universiteitsbestuur niet alleen zijn eigen medeplichtigheid in stand houdt, maar ook ons, de studenten en docenten die het bestuur geacht wordt te vertegenwoordigen, medeplichtig houdt aan de voortdurende genocide en de voortdurende onderdrukking van het Palestijnse volk.