Bodembiodiversiteit maximaliseren: binnen of buiten landbouwsystemen?
De bodem huisvest 25% van alle biodiversiteit wereldwijd. In één hand grond zitten miljoenen bacteriële cellen van tienduizenden soorten, en honderden meters aan schimmelhyfen. Er leven 4,5 x 1020 nematoden in de bovenste laag van de bodem wereldwijd, en in een willekeurige vierkante meter vind je zomaar honderd soorten mijten en springstaarten. Dat bodemleven is cruciaal voor het functioneren van ecosystemen: samen breken deze organismen organisch materiaal af, waarbij ze voedingstoffen vrijmaken voor planten en er ook voor zorgen dat koolstof – de C uit CO2 – langdurig kan worden opgeslagen in de bodem. Sommige organismen, zoals mycorrhizaschimmels, helpen planten om voedingsstoffen op te nemen; andere vallen juist planten aan en maken ze ziek, en dat is ook nodig om ecosystemen te laten functioneren. Zonder bodemleven geen plantengroei, geen voedselproductie, geen dieren, en geen mensen.
De laatste jaren is de aandacht voor de bodem en het bodemleven geëxplodeerd. Elke geïnteresseerde leek die discussies over voedselproductie en biodiversiteit een beetje volgt, is zich wel bewust van het belang van een goed functionerende bodem en de rol van bodembiodiversiteit daarin. En inderdaad, bodembiologen hebben zich decennialang ingespannen om het belang van bodembiodiversiteit voor het functioneren van de bodem, en dan vooral van de landbouwbodem, op de kaart te zetten. Verreweg het grootste deel van het onderzoek naar de rol van bodembiodiversiteit richt zich op de vraag hoe het bodemleven wordt beïnvloed door verschillende landbouwsystemen en beheer, en wat het gevolg is voor het functioneren van de bodem. De meeste van die studies vinden dat extensief beheer – minder ploegen, minder (kunst)mest, minder pesticiden – goed is voor de bodembiodiversiteit, en ook leidt tot meer organische stof, betere koolstofopslag, een betere bodemstructuur, hogere stikstofmineralisatie en soms ook betere ziektewerendheid. Sommige studies kunnen zelfs bodembiodiversiteit direct linken aan dit betere bodemfunctioneren. Mijn eigen onderzoek draagt ook bij aan het paradigma dat extensieve landbouw een hogere bodembiodiversiteit heeft en daarom een beter functionerende bodem.
Al dit onderzoek toont aan dat extensievere landbouw een hogere bodembiodiversiteit heeft en een betere bodem – in aanvulling op talrijke studies die laten zien dat extensieve landbouw ook een hogere biodiversiteit bovengronds heeft. Daarom ligt, nu het duidelijk is dat er iets moet veranderen in onze manier van voedsel produceren, de nadruk op extensiveren en een groter aandeel biologische productie. Er is alleen één nadeel: extensieve landbouw heeft een lagere productie en vergt dus meer land. En daarom gaat extensivering ten koste van ruimte voor natuur, en van de populaties en gemeenschappen van bodemorganismen in natuurlijke ecosystemen.
Recent pleitten bodemecologen, waaronder ik, voor meer wereldwijd onderzoek en monitoring van de bodembiodiversiteit in natuurlijke ecosystemen. Waar bovengrondse soorten en biodiversiteit worden gemonitord door IUCN en de Living Planet Index, weten we veel minder van ondergrondse biodiversiteit, en de meeste van onze kennis komt uit landbouwsystemen – natuurlijke systemen zijn zwaar ondervertegenwoordigd. We kennen zelfs nog maar een fractie van alle soorten die in de bodem leven, en riskeren het uitsterven van deze soorten voordat we ze überhaupt hebben ontdekt. In veel natuurlijke ecosystemen is een belangrijke functie van het bodemleven om lage beschikbaarheid van voedingsstoffen of water te omzeilen. Landbouwsystemen hebben vruchtbare bodems waarin deze functies een minder grote rol spelen. Toch gaat het merendeel van de bodemecologen nog volledig mee in het paradigma dat extensivering beter is, en dat we een zo natuurlijk mogelijk bodemleven moeten nastreven in landbouwbodems.
Er kan veel verbeterd worden in het beheer van landbouwbodems, en het staat buiten kijf dat bodemleven cruciaal is voor het functioneren van deze bodems. Het organische stofgehalte, de bodemstructuur, en de activiteit en diversiteit van bodemorganismen moeten op peil gehouden worden – al die factoren hangen samen – en dat besef is nu breed gedragen. Daarbij huisvesten landbouwsystemen, en dan met name extensieve, hun eigen specifieke biodiversiteit, die we ook heel waardevol vinden. Maar de landbouw heeft ook enorme gevolgen voor de bodembiodiversiteit buiten landbouwgronden, door af- en uitspoeling van mest, pesticiden, en door stikstofdepositie, om er maar een paar te noemen. Ook daarom moet de landbouw veranderen. Maar het maximaliseren van bodembiodiversiteit als doel op zich in landbouwsystemen? Ik begin steeds meer te twijfelen. Zijn we niet beter af als we onderzoeken wélke bodembiodiversiteit we nodig hebben voor productieve en weerbare voedselproductiesystemen, en hoe we daar zorg voor dragen? En definiëren welke unieke bodembiodiversiteit we willen beschermen binnen landbouwsystemen? In plaats van het ideaalbeeld van een ‘natuurlijk’ bodemleven na te streven in een per definitie onnatuurlijk en gecontroleerd systeem? Laten we een rijk, functioneel bodemleven nastreven binnen landbouwsystemen, en een natuurlijk en biodivers bodemleven buiten landbouwsystemen beschermen.