AI is veel slimmer dan de mens (en de postduif trouwens ook)

Het is een vreemde vraag: “Is AI slimmer dan de mens?” Het is bovendien een extreem egocentrische vraag, waarbij wij, oh zo slimme mensen, de spelregels voortdurend wijzigen als het antwoord op de vraag onze vermeende superioriteit lijkt te bedreigen. Het is een vraag waarvan het antwoord meer zegt over degene die het antwoord geeft (en de vraag stelt), dan over de waarheid van het antwoord zelf.

Kunstmatige intelligentie houdt de gemoederen bezig, al meer dan 70 jaar lang toen het beestje in 1956 uiteindelijk formeel een naam kreeg: ‘artificiële intelligentie’. En nu, decennia later, staat de vraag centraal: is AI slimmer dan de mens, en zo niet, over hoeveel jaar is dit het geval? Het antwoord is duidelijk:

“Het is niet mijn bedoeling u te verrassen of te shockeren, maar de eenvoudigste manier om het samen te vatten is te stellen dat er nu machines op de wereld zijn die denken, die leren en die creëren. Bovendien zal hun vermogen om deze dingen te doen snel toenemen totdat – in een zichtbare toekomst – het scala aan problemen dat ze aankunnen even groot zal zijn als het scala waarop de menselijke geest is toegepast.”

Het citaat zegt het al. Kunstmatige Intelligentie evenaart de menselijke capaciteiten van denken, leren en creëren. Daar moet echter een kleine kanttekening bij worden geplaatst. Dit citaat is van Herb Simon, psycholoog, computerwetenschapper en econoom (en Nobelprijswinnaar) en dateert uit 1956.

Al decennia lang namelijk stellen we de vraag of AI slimmer is, of gaat worden, dan de mens. Lange tijd werd gedacht dat als AI een schaaklegende kan verslaan, de machine toch echt slimmer moet zijn dan de mens. Toen IBM’s Deep Blue Garry Kasparov in 1997 versloeg, was het enthousiasme inderdaad groot. Maar er werd al snel toegevoegd dat de 1050 bordposities die een schaakcomputer in haar kunstmatige brein verwerkte toch niet echt getuigde van intelligentie. Dat deden de 10170 mogelijkheden van het spel Go pas. Alleen het verslaan van een meester in Go  zou echte intelligentie zijn. En in 2016 versloeg Googles AlphaGo wereldkampioen Lee Sedol en had AI dan eindelijk intelligentie bereikt. En hoewel iedereen enthousiast was, werd hier al snel aan toegevoegd dat AI  hier toch eigenlijk slechts in staat was om wat berekeningen toe te passen. Echte intelligentie (échte intelligentie!) betrof het handelen in een niet deterministische omgeving, zoals een zelfrijdende auto dat zou kunnen doen, met alle geheel onverwachte situaties. Toen de eerste zelfrijdende auto in 2016 de weg op ging, was een ieder enthousiast. Maar al snel werd benadrukt dat werkelijke intelligentie natuurlijk niet de zelfrijdende auto op de snelweg betrof, maar die auto in een drukke stedelijke omgeving, met alle verrassingen van dien. Toen ChatGPT het levenslicht zag in 2022 was intelligentie in AI écht gearriveerd. Maar al snel werd benadrukt dat het genereren van tekst natuurlijk wel slim was, maar dat werkelijke intelligentie lag in het genereren van plaatjes (een beeld zegt meer dan duizend woorden). Of eigenlijk het genereren van bewegende plaatjes. Nee, het genereren van muziek. Of nee, …

Nog tijdens het spelletje “Wie Is de slimste?”  zijn wij mensen voortdurend geneigd de spelregels te veranderen, opdat we altijd winnen. We zijn eigenlijk valsspelers als het er op aan komt. Bovendien hebben we eigenlijk zelf nog steeds niet helemaal vastgesteld hoe we intelligentie kunnen definiëren. Waar eerste definities woordenkennis en mathematische kennis betroffen, werd daar al snel redeneerkennis aan toegevoegd. En later ook muzikale kennis. En emotionele intelligentie. En weer later werd benadrukt dat intelligentie eigenlijk multidimensionaal was.

Alle definities die in de loop der jaren zijn geopperd, zijn egocentrisch. Het zijn definities van een vorm van intelligentie die wij mensen (denken te) hebben. Maar stel dat we intelligentie nu eens iets minder egocentrisch definiëren. Stel dat ware intelligentie in het reukvermogen ligt. Het in staat zijn te ruiken of er sprake is van een ziekte of virus, dát is intelligentie. Honden zijn volgens die definitie maar liefst 100.000 keer zo slim als mensen. Of neem navigatie als definitie van intelligentie. De postduif combineert zonpositie, magnetische velden, oriëntatiepunten, geuren, geluiden en geheugen in een ongeëvenaard navigatiesysteem dat ze in staat stelt duizenden kilometers met een indrukwekkende precisie te kunnen afleggen.

Mijn punt is dat artificiële intelligentie al jaren slimmer is dan de mens (of al jaren helemaal niet, afhankelijk hoe je intelligentie definieert). En dat vele dieren al jaren slimmer zijn dan de mens (of al jaren niet). Afhankelijk van de manier waarop je intelligentie definieert. Het antwoord of AI slimmer is dan de mens staat of valt bij onze bereidheid vooraf om intelligentie objectief te definiëren en ons aan die definitie te houden. Daarbij moeten we dus ook bereid zijn ons verlies te nemen (zonder voortdurend onze winst te claimen). Dat is wel zo eerlijk naar kunstmatige intelligentie toe. En naar die postduif toe.

 

 

Deel via: