De toekomst is nu
Het is een uitdaging om de discussie over generatieve AI uit te tillen boven Umberto Eco’s dialectiek van apocalyptisch versus ‘geïntegreerd’ (naïef en optimistisch). Essentialistische zorgen zijn onvermijdelijk. Maar ze zijn ontoereikend, omdat generatieve AI’s vragen oproepen waar wetenschappers nog geen antwoorden op hebben. Deze technologieën dwingen ons om creativiteit te herzien als een inherent collectieve praktijk, gebaseerd op hergebruik. Wat speculatiever bezien onthullen generatieve AI’s ons rudimentaire begrip van bewustzijn, ook als we er door een neurowetenschappelijke lens naar kijken. De huidige generatieve AI berust op statistische in plaats van semantische verbanden, wat sommigen ertoe brengt het idee van “intelligentie” bij AI te verwerpen. We weten weinig over drie cruciale aspecten: de ondoorzichtige interne processen van generatieve AI’s (Black Box AI); waarom emergente eigenschappen zoals meertaligheid ontstaan, zonder daarvoor expliciet ontworpen te zijn; en hoe menselijke neurale processen werken – op een voldoende diepgaande manier om een duidelijke vergelijking met AI te kunnen maken.
Vanuit een materialistisch perspectief bezien, hebben deze kwesties mogelijk geen directe impact op ons vak. Toch vormt de combinatie van dit technologische potentieel samen met de neoliberale drijfveren binnen de academische en culturele sector een aantal dringende uitdagingen. Onderzoek, gedreven door een ‘publiceren of sterven’-mentaliteit, geeft kwantiteit voorrang boven kwaliteit en legt een zware last op wetenschappers die al onder druk staan door hun vele taken, waaronder het beoordelen van een overdaad aan onderzoek. Generatieve AI’s worden al in deze processen geïntegreerd – we hebben allemaal wel eens zinnen gereviseerd (of vertaald) met LLM’s of zelfs artikelen beoordeeld die openlijk (slecht) geschreven zijn door AI. Terwijl universiteiten zich in allerlei bochten wringen om het gevaar tegen te gaan dat ze zien – AI-gestuurd plagiaat, met name in papers van studenten – verschuift het paradigma dat de hedendaagse academische wereld in zijn greep houdt voor onze ogen. Overproductie dreigt de huidige mechanismen voor kennisproductie te doen instorten, waardoor onderzoekers worden blootgesteld aan informatieoverbelasting en onontkoombare filterbubbels.
Dit veranderende landschap roept ook vragen op over onderwijs. Als het paradigmatische doel van internationale geesteswetenschappen – leren hoe je middellange teksten schrijft – aan relevantie verliest, waarom zouden studenten dan een kunst- of communicatieopleiding volgen? Het huidige paradigma is al ontoereikend geworden om te voldoen aan de waargenomen behoeften van de hedendaagse samenleving; dit negeren zal het probleem niet oplossen.
Zeker, deze zorgen lijken ondergeschikt aan de bredere economische en sociale gevolgen van AI op arbeid, oorlogvoering of het antidemocratische potentieel van het digitale panopticum. Toch is de onderliggende oorzaak hetzelfde: de niet aflatende versnelling van het technologisch kapitalisme. Zonder een radicale heroverweging van de materiële (vertragen, met aandacht voor het milieu) en economische (universeel basisinkomen en kortere werkweken) premissen, dreigt het idee van de “democratische samenleving” zoals dat de afgelopen vijftig jaar in de mondiale westerse wereld is ontstaan, op te lossen.
We bevinden ons op een punt in de geschiedenis waarop het enige realistische denken utopisch is. Hoewel verandering nog steeds mogelijk is, moet ieder van ons beginnen binnen zijn eigen invloedssfeer.