Een Cambrische explosie van kennis
Kunstmatige intelligentie gaat de wetenschap revolutionair veranderen. We weten niet precies hoe want het denken hierover staat in de kinderschoenen, maar de belofte is enorm: in theorie kan ieder onderdeel van de empirische cyclus van wetenschappelijk onderzoek in meerdere of mindere mate worden geautomatiseerd. Large Language Models (zoals het bekende ChatGPT) kunnen onderzoekers bijvoorbeeld helpen om op ieder thema heel snel een overzicht van de relevante literatuur te krijgen en zo de meest prangende onderzoeksvragen te identificeren. AI kan hen ook helpen om de meest geschikte onderzoeksdesigns te ontwerpen en dataverzamelingen ondersteunen, code te schrijven voor de statistische analyse van complexe datasets, of om ongestructureerde gegevens te analyseren. En ze kunnen helpen met het schrijven van teksten.
AI kan wetenschappelijk onderzoek zo enorm versnellen, dat er de komende jaren een Cambrische explosie van kennis zou kunnen plaatsvinden. Dat zou geweldig zijn voor de mensheid. Ironisch genoeg kunnen wetenschappers daar zelf ook onder gaan lijden. Immers, als deze ontwikkelingen doorzetten, zullen ze de wijze waarop mensen kennis produceren fundamenteel veranderen. Excellent wetenschappelijk onderzoek is nu een echt ambacht. Wetenschappers investeren decennia om zich intellectueel te vormen en zich te bekwamen in de vele complexe vaardigheden die het wetenschappelijke handwerk vereist. In ruil voor die investering krijgen ze allerlei dure titels, die toegang bieden tot de bovenverdiepingen van de academische ivoren toren, en zo een vrij plezierige maatschappelijke positie in de hogere middenklasse verschaffen. AI stelt in beginsel iedere burger met een internetaansluiting en een beetje goede wil in staat zelf heuse wetenschappelijke ontdekkingen te doen en daarover te publiceren. Daarvoor is een doctoraat niet langer een vereiste.
Dit alles is geen sciencefiction. De eerste contouren van die revolutie zijn allang zichtbaar. Voor wie weet waar te kijken, gaat het best hard. Dat roept allerlei fundamentele vragen op. Over de status en het imago van wetenschappers, bijvoorbeeld, of over het nut en de waarde van een doctoraat. En over de mate waarin en de wijze waarop academici waarde kunnen blijven toevoegen door complementair te zijn aan AI. En wat voor wetenschappers geldt, geldt onverkort voor alle mensen die hun geld verdienen met hun brein. En dat zijn er nogal wat. We moeten de komende jaren voor álle beroepen uitzoeken welke taken AI over kan nemen en wat de gevolgen daarvan zijn.
De opkomst van denkende machines roept dringende vragen op over de economische waarde van dat menselijk denken zelf. Het antwoord op die vragen zal bepalend zijn voor de maatschappelijke orde van de 21ste eeuw.