Kan AI de scheidsrechter vervangen bij een voetbalwedstrijd?
De ontwikkelingen in kunstmatige intelligentie (AI) gaan razendsnel, en ze lijken spectaculair. Toch kun je je ook afvragen of AI niet wordt overschat. Profeten als Yuval Noah Harari voorspellen dat AI de wereld zal overnemen, en dat er voor de mens, althans voor de meeste mensen, geen plaats meer is. Bangmakerij? Laat je niet gek maken, zou ik zeggen.
In dit korte essay wil ik als casus de vraag stellen of AI de scheidsrechter kan vervangen bij een voetbalwedstrijd. Vervangen is iets anders dan de scheidsrechter technisch bijstaan, bijvoorbeeld met doellijntechnologie en de zogeheten video-scheidsrechter (VAR) – hulpmiddelen die in toenemende mate worden ingezet, met als doel menselijke fouten zoveel mogelijk uit te sluiten en zodoende het spel zo eerlijk mogelijk te laten verlopen. Het is goed voorstelbaar dat AI (met behulp van een groot aantal camera’s) feilloos kan registreren wat er in het veld gebeurt. Maar kan AI ook situaties beoordelen als een scheidsrechter, bijvoorbeeld een buitenspelsituatie?
Uiteraard kan AI registreren of een speler ‘fysiek buitenspel’ staat. Dat is het geval als een speler die wordt aangespeeld door een medespeler slechts één speler van de tegenpartij, bijvoorbeeld de keeper, vóór zich heeft in het veld. Dat is al lastig genoeg, want als de speler in kwestie en de tegenstander(s) zich, op het moment van aangespeeld worden, op één lijn in de breedte van het veld bevinden, is het géén buitenspel. Dit zou AI echter in principe precies kunnen vaststellen. Maar volgens de spelregels kan een speler alleen maar buitenspel staan als die ‘aan het spel deelneemt’. Iedereen die het heeft meegemaakt, herinnert zich vast nog wel de door Feyenoord gewonnen UEFA-cup-finale van 2002 in Rotterdam, enkele dagen na de moord op Pim Fortuyn. Bij één van de Feyenoord-doelpunten stond toenmalig sterspeler Pierre van Hooijdonk fysiek ‘meters buitenspel’, maar omdat hij rustig naar de middellijn terugwandelde terwijl een medespeler met de bal op het Duitse doel afstormde, werd Pierre niet afgefloten, en werd er reglementair gescoord voor Feyenoord. Van Hooijdonk nam op dat moment niet aan het spel deel.
Kan AI beoordelen of een speler wel of niet aan het spel deelneemt? Want dat is een oordeel, geen simpele registratie. In het geval van Van Hooijdonk zou je nog kunnen zeggen: hij bevond zich niet in de buurt van de bal, hij liep overduidelijk ‘de verkeerde kant’ op, hij stelde zich niet aanspeelbaar op, enzovoort. In dit voorbeeld is het relatief gemakkelijk vast te stellen dat Van Hooijdonk niet aan het spel deelnam. Een meer gecompliceerde spelsituatie, echter, betreft een speler die fysiek buitenspel staat maar niet wordt aangespeeld (en dus niet wordt afgefloten), maar die even later tóch buitenspel staat (en alsnog wordt afgefloten) als hij bij toeval, bijvoorbeeld door een door het houtwerk of via de keeper teruggekaatste bal, in het bezit komt van de bal terwijl hij op dát moment fysiek niet meer buitenspel staat. Hij heeft dan toch, en alsnog, ‘aan het spel deelgenomen’, en staat – als het ware met terugwerkende kracht – buitenspel. Kan AI in zo’n situatie beoordelen of een speler aan het spel deelneemt? In het zojuist gegeven voorbeeld van een speler die eerst niet maar daarna alsnog buitenspel staat omdat hij in dezelfde spelsituatie toch aan het spel heeft deelgenomen, hangt het oordeel van buitenspel af van wanneer precies een spelsituatie begint en wanneer die eindigt. Soms is dat duidelijk, bijvoorbeeld bij het fluitsignaal van de scheidsrechter bij een overtreding of bij een bal over de lijn. Maar op andere momenten gaan spelsituaties vloeiend in elkaar over, en wanneer begint er dan een nieuwe spelsituatie en wanneer eindigt die, anders dan door een fluitsignaal? Kan AI dat beoordelen?
Je zou kunnen tegenwerpen dat AI wel degelijk een buitenspelsituatie kan vaststellen, namelijk door de actuele situatie in het veld razendsnel te vergelijken met een zeer groot aantal in een database opgeslagen spelsituaties waarvan het oordeel, wel of geen buitenspel, reeds vooraf is gegeven en mede is opgeslagen. Maar hoe behulpzaam ook, dit is geen beoordeling door AI zelf, in de zin van een toepassing van de buitenspelregel. De vraag blijft: Kan AI zélf oordelen vellen?
En dit gaat alleen nog maar over feitelijke oordelen, wel of geen buitenspel. Ingewikkelder wordt het bij normatieve oordelen, of iets goed of slecht, mooi of lelijk, leuk of naar is.
************
Aan het slot van dit korte essay wil ik in een paar voorbeelden de menselijke intelligentie verdedigen tegen de AI van ‘humane’ robots.
- Ik ben in staat tot geduld. Terwijl robots steeds sneller en zo efficiënt mogelijk te werk gaan, kan ik aarzelen, talmen, terughouden, verwijlen, wachten. Dankzij dit geduld ben ik in staat tot zelfreflectie. Ik kan in een dagboek aan zelfonderzoek doen. Ik kan door het lezen van literatuur en poëzie, en door het opgaan in theater, speelfilms en documentaires, mijn leven en wat daarin gebeurt in het licht van andere levens en grotere verhalen zien, begrijpen en duiden.
- Niet alleen ben ik in staat tot zelfreflectie, ik word mijzelf ook ‘irreflectief’ gewaar (Sartre) in mijn emoties. Naast een cognitieve kant – de communicatieve (beredeneerbare, bediscussieerbare) relatie met de aanleiding of reden voor een emotie – heeft een emotie ook een zelfgewaarwordingsaspect. Als ik bang ben voor iets of iemand, of boos ben op de buurman, of verdrietig, of opgelucht, of blij ben over iets, voel ik mijzelf als angstig, boos, verdrietig, opgelucht, en blij. Dit voelen van mijzelf is geen terugblikkende reflectie, maar een gelijktijdige zelfgewaarwording – gelijktijdig met het optreden van de aanleiding of reden van de emotie (BetekenisLab).
- Ook in mijn gedachten kan ik mij van mijzelf bewust zijn: terwijl ik over iets denk, weet ik dat ik daarover denk.
- Dankzij dit zelfgewaarwordingsaspect van gedachten en gevoelens kan ik mij vergissen, terwijl ik ervan overtuigd ben gelijk te hebben. Als ik mijzelf als angstig, boos of jaloers gewaarword, ‘weet ik zeker’ dat ik gelijk heb. Maar ik kan uit deze ‘zekerheid’ worden gehaald doordat ik word gecorrigeerd door anderen. Hoewel vergissingen bij een robot moeilijk voorstelbaar zijn, schijnen ze toch voor te komen. Bij geautomatiseerde medicijnenuitgifte in ziekenhuizen zien verpleegkundigen soms fouten optreden (Boonen, 2017), die zij vervolgens slechts met grote moeite kunnen tegenhouden (zij moeten daartoe tegen alle protocollen ingaan, wat tot enorme vertraging en frustratie leidt).
- Niet alleen kan ik mij vergissen door de ‘zekerheid’ van mijn zelfgewaarwording en zelfbewustzijn (waaruit anderen mij kunnen bevrijden), maar ik doe ook dingen fout, in het bijzonder tegenover anderen. Ik kan anderen krenken, beledigen en zelfs vernederen, en daar dan naderhand spijt, berouw of wroeging over hebben. Wat zouden dergelijke gevoelens – zeker als deze niet algoritmisch tot actie leiden – voor een robot kunnen betekenen? Zij zijn inefficiënt en leiden waarschijnlijk tot stilstand.
- Mijn zojuist genoemde fouten die ik anderen aandoe, leiden tot schuld tegenover die anderen. Voor morele schuld kan ik worden vergeven, en ook kan ik anderen vergeven voor wat zij mij hebben aangedaan (BetekenisLab). Welke betekenis zouden morele schuld en vergeving echter kunnen hebben voor een robot? Een robot vergeven voor een fout is niet nodig, of in elk geval niet efficiënt. Ik kan ’m beter herprogrammeren.
- Ik kan weemoedig of melancholisch worden over hoe mijn leven is gelopen, over de keuzes die ik daarin heb gemaakt, en over wat mij is overkomen. Voor een robot zouden dergelijke stemmingen volkomen inefficiënt en contraproductief zijn. Voor een mens misschien ook, maar ze horen wel bij het leven. Ze verdiepen het leven, en ze bepalen het verdere verloop van mijn leven, en mijn interpretaties van volgende ervaringen en gebeurtenissen.
- Ik kan genieten, dat wil zeggen (met Levinas) een zekere onafhankelijkheid houden ten opzichte van datgene waarvan ik afhankelijk ben, in het bijzonder van mijn eerste levensbehoeften. In de afhankelijkheid van voedsel (noodzakelijk om te overleven) een zekere onafhankelijkheid bewaren door van je eten en drinken te genieten (BetekenisLab). Zo houd ik het midden tussen de asceet (die ernaar streeft zo onafhankelijk mogelijk te zijn) en de verslaafde (die volledig afhankelijk is van waaraan hij of zij verslaafd is). Een robot kent die balans niet, omdat hij én volledig afhankelijk is (van zijn programmatuur en algoritmes) én volledig onafhankelijk te werk gaat.
- Ik ben in staat tot empathie met anderen. Niet door, zoals een robot, een aangeleerde en mogelijk geperfectioneerde reactie te geven, maar door werkelijk (inclusief zelfgewaarwording) potentieel te voelen wat de ander actueel voelt (BetekenisLab).
- Mij bewust van mijn feilbaarheid, fouten en schuld (5, 6), en mijzelf aanvaardend in de goede en verkeerde keuzes die ik in mijn leven heb gemaakt (7), en door een zekere onafhankelijkheid ten opzichte van mijn afhankelijkheden (8), en empathisch tegenover anderen (9), kan ik hoopvol zijn ten aanzien van de toekomst. Ook ‘tegen beter weten in’, als hoop rationeel niet gerechtvaardigd is.
- Ik kan liefhebben en geliefd worden. Met een robot kun je seks hebben, misschien een gesprek voeren, en er zelfs aan gehecht raken. Maar een robot is principieel vervangbaar, en in die zin niet uniek. Liefde en vriendschap betekenen echter dat je vriend of je geliefde uniek is, in de zin van de enige, en onvervangbaar, en ook dat ik voor mijn vrienden en mijn geliefde(n) de enige ben, en onvervangbaar. Als een vriend uit mijn leven verdwijnt, of als een liefde uit raakt, houd ik wellicht andere vrienden over, die evenzeer uniek zijn, en ik vind misschien een nieuwe liefde, maar die ene vriend of die ene geliefde is er dan niet meer. Die is uniek en onvervangbaar (BetekenisLab).
- Hoewel de liefde natuurlijk het belangrijkste argument is, sluit ik af met het oordeel, omdat ik daar ook mee begon. Ik kan een oordeel vellen. Ik ben niet alleen in staat tot (wat Aristoteles noemt: de ethische deugd van het) geduld (argument 1), maar ook tot phronèsis – volgens Aristoteles de deugd der deugden. De verstandsdeugd phronèsis (praktische wijsheid) stelt mij in staat het algemene van een wet of regel te verbinden met het concrete van een casus. Wat betekent het in deze concrete situatie om geduldig te zijn, als het juiste midden tussen een tekort aan geduld (ongeduld) en een te veel aan geduld (lankmoedigheid)? Phronèsis (Latijn: prudentia) leert mij dit juiste midden te bepalen in een concrete situatie, leert mij de algemene deugd (geduld, moed, vrijgevigheid) te verbinden met de actuele situatie. Zo oordeelt een rechter ook die een situatie (een arme die een brood steelt) moet verbinden met een regel (stelen is verboden).
Conclusie: Laat je niet gek maken! Leef je leven. Ga vanuit je eigen oordeelsvermogen op zoek naar betekenissen, feitelijk én normatief. En doe dat prudent (12); met liefde (11); met leiderschap (10); empathisch (9); in een zekere onafhankelijkheid (8); met zelfkennis en in het volle besef van je feilbaarheid (7-4); zelfbewust (3); vertrouwend op je intuïtie (2); en vóór alles niet opgejaagd, maar met geduld (1).
Hier staan precieze verwijzingen naar betreffende literatuur en podcasts op mijn nieuwe website.