Kunst en A.I.: deep-fake poetry
De gedachte dat A.I. kunst zou kunnen vervangen is onzinnig. Ten eerste is de geschiedenis van generatieve kunst al zo oud als de kunsten zelf, maar zijn de kunsten nooit zo arrogant geweest om het woordje ‘intelligent’ aan hun artificiële producties toe te voegen. Ten tweede is het reële gevaar van A.I. niet dat het in de plaats komt van mensen of menselijk gedrag, maar dat het de onmenselijke norm zet waar mensen zich naar gaan gedragen.
“Technology aims to make the entire world algebraic”[1]
Het zijn juist de kunsten die dit proces kunnen exposeren. ‘Technologische media’ is een pleonasme, en de kunstgeschiedenis een geschiedenis van speculaties en experimenten met ‘nieuwe’ media. Kunst ontstaat als consequentie van de poëtisch-subversieve relatie tussen kunstenaar en medium. Door het medium uit het normatieve en alledaagse te trekken kan kunst veronderstelde representatie kritisch verkennen, deconstrueren en belichten. In deze rol van kunst ten opzichte van technologie en cultuur, ligt, (lang leve de paradox) zowel de absolute vrijheid als de legitimatie van de kunst besloten.
Het intrinsieke politieke karakter van media ligt besloten in de recursieve relatie tussen media en perceptie, en het is aan de kunsten om die relatie te verstoren. Op die manier spelen ook de kunsten een rol in de politiek van perceptie die met technologische media wordt uitgevochten. Democratische macht is in het gunstigste geval toezichthouder, maar de inherente relatie tussen media en perceptie wordt ironisch genoeg vooral onderkend door ondemocratische en populistische politieke ‘bewegingen’ en regimes. Niet verwonderlijk dat die bewegingen per definitie anti-kunst zijn; ze zien kunst als hun concurrent in de politiek van illusies en perceptie.
Zoals een nucleaire ramp een feestje is voor stralingsdeskundigen, een aardbeving een feestje is voor geologen, een ziekte een feestje is voor de medicijnfabrikant, zo is het doorknippen van laatste draadje tussen ’the real’ en ‘mediation’ een feestje voor demagogen, populisten en kunstenaars, elk met hun eigen beweegredenen.
“The purpose of art is to impart the sensation of things as they are perceived and not as they are known. The technique of art is to make objects ‘unfamiliar,’ to make forms difficult to increase the difficulty and length of perception because the process of perception is an aesthetic end in itself and must be prolonged”. Viktor Shklovsky in “Art as Technique” 1917.[2]
[1] vrij naar de Franse antropoloog, taalkundige en jezuïetenpriester Marcel Jousse (1886 -1961)
[2] Crawford, Lawrence (1984). “Viktor Shklovskij: Différance in Defamiliarization”.