Onkunde kun je prima automatiseren

Economie is een simpel vak, meer een kunst dan een kunde. Economie is een zandkasteel gebouwd op tegenstrijdige theorieën (die op zich wazig maar gelukkig niet al te moeilijk zijn), informatie uit veel bronnen (die meestal tegenstrijdig is) en voldoende lef om met enig aplomb conclusies te trekken over hoe het gaat en/of hoe het moet (en een olifantenhuid waarop alle mislukte voorspellingen afglijden). Soms wordt het zandkasteel op de vloedlijn gebouwd en spoelt het snel weg. Soms staat het kasteel hoog op het strand, maar uiteindelijk gaat iedere economenvisie eraan.

Weinig mensen zijn geïnteresseerd in hoe het economische zandkasteel wordt gebouwd. Wat de gewone man en vrouw van de economie zien, zijn de krantenkoppen met het laatste inflatiecijfer, de jongste werkloosheidscijfers en de laatste productiestatistieken. Deze cijfers worden steevast geduid door hoofd- en topeconomen die het ook niet weten, maar die wel doen alsof. In het bedrijfsleven kent men de econoom merendeels als boekhouder, bedrijfsadviseur en bedrijfseconoom, en hier is de mantra dat de organisatie op de schop moet en de kosten beperkt moeten worden. De rijken horen van investment bankers hoe zij hun geld moeten beleggen (steevast via hun investment banker); de armen voelen alleen de nare gevolgen van de fouten der economen in hun dagelijks bestaan.

Men moet overigens niet te gering denken over deze activiteiten. In Nederland verdubbelt het aantal beoefenaren van economenberoepen namelijk iedere veertien jaar. Een leek denkt dan al gauw dat er dus vraag moet zijn naar economisch inzicht en dat economenkunde dus per saldo wel wat zullen bijdragen aan de welvaart. Professionele economen herkennen echter de wet van Say: ieder aanbod schept zijn eigen vraag. Hoe meer economen, des te meer economische opvattingen, des te meer verwarring en derhalve des te meer duiding nodig is.

In deze constellatie kan Automaten-Intelligentie op het eerste gezicht een nuttige bijdrage leveren aan het reduceren van de kosten van een bedrijfstak die zichzelf sinds jaar en dag aanprijst als de Koningin van de sociale wetenschappen, maar au fond eerder een Keizer zonder kleren is. Feiten en analyses in de economie moet men namelijk met enige handen zout consumeren, want hun meetfouten – waar economen het nooit over hebben – belopen gemiddeld tien tot twintig procent. Of een economie groeit of krimpt is op basis van een jaarcijfer dikwijls niet te zeggen (hoe hard ons eigen CBS dat het afgelopen jaar ook probeerde te doen) en toch worden er majeure veranderingen van het economisch beleid ingezet. Het leukste voorbeeld is nog wel de bankencrisis uit 2009. Niet alleen weten we nog steeds niet of de wereldeconomie tijdens deze “Grote Recessie” kromp of groeide, maar het was ook een moment waarop de economenwereld van kleur veranderde. Na decennia Keynes-bashing kondigde de voorzitter van het IMF doodleuk aan dat de overheidsbestedingen vanaf nu moesten stijgen, de belastingen verlaagd en het monetaire beleid ook nog eens verruimd. Economen zijn net kameleons: opeens was Keynes bon ton. De staatsschuld sprong omhoog, er werd digitaal een ongekende hoeveelheid geld de wereldeconomie ingepompt, en omdat de inflatie wegbleef vonden de economen het zo’n succes dat ze er voormalig FED voorzitter Bernanke de nobelprijs voor toekenden. Toen de coronalockdowns zich aandienden waren economen zo overtuigd van hun eigen kunnen dat ze dit recept weer onverkort van stal haalden. Dit keer kwam de inflatie wél. Ik bedoel maar: de toegevoegde waarde van economen is gering, hun voorspellend vermogen nihil en het lijkt niet al te moeilijk hiervoor een chatbot te maken.

Misschien wilt u tegenwerpen dat de wetenschap verandert en economische wetenschappers daarom steeds iets anders vinden. Het is misschien dom maar wel heel eerlijk om mezelf als voorbeeld te nemen van het gegeven dat dit zelden zo is. NRC vroeg me na de Russische aanval op Oekraïne om een interview over de (in)effectiviteit van de sancties. Toen dat was afgedrukt moest ik het even opzoeken omdat interviews maatschappelijk relevant zijn (net als deze blog) en dus exact gerapporteerd moesten worden aan de universiteitsbazen. Ik zocht dus op “van Bergeijk NRC sancties”, klikte en toen duurde het even voor het tot me doordrong dat ik naar een interview zat te kijken waarin ik precies hetzelfde had gezegd, maar dan in 2014 naar aanleiding van de annexatie van de Krim. Het leek wel alsof ik ChatGPT de opdracht had gegeven om een en ander te parafraseren. Dit was het moment waarop ik besloot met vervroegd pensioen te gaan. Mijn stelling is dat iedere praktiserende econoom in het tijdperk van de Automaten-Intelligentie met vervroegd pensioen kan.

Automaten-Intelligentie gaat de economische wetenschap geen betere analyses of beter beleid opleveren, omdat de algoritmes antwoorden produceren die statistisch het meest waarschijnlijk zijn. De kakafonie die het economische discours kenmerkt wordt dan gereduceerd tot een mediane opvatting. Dat is jammer, want de echt belangrijke veranderingen zijn het werk van dwarskoppige eenlingen. De grootmeesters die hetzelfde zagen als iedereen kon zien, maar het zo zagen als niemand het eerder zag. Ik heb zo mijn rijtje favorieten: Marx, Goldin, Friedman, Keynes, Rand, Robinson, Sen, en Ostrom. Ik checkte het nog even met ChatGPT: “who are the eight most influential economists”. Er zijn meer omissies maar de belangrijkste is nog wel dat de vier vrouwen in de ChatGPT-lijst niet voorkomen. Automaten-Intelligentie bestendigt vooroordelen en fossiliseert de wetenschap.

 

Deel via: