Weapons of mass persuasion
Wie aan de retorica denkt, de kunst van het overtuigen, denkt vaak aan gladde verkooppraatjes met een twijfelachtig waarheidsgehalte. Of aan meeslepende maar manipulatieve toespraken waarin de vorm belangrijker is dan de inhoud. En misschien ook wel aan de sofisten, de rondtrekkende leraren in de retorica uit de klassieke oudheid. Volgens hen was overtuigen welhaast een magische vaardigheid. Toen de vooraanstaande sofist Gorgias in de gelijknamige dialoog van Plato werd gevraagd wat de retorica zoal vermag, antwoordde hij dat deze een ‘bovenmenselijke macht’ heeft. Wie de regels van de retorica bestudeert, zo stelde hij, zal voortaan in staat zijn een willekeurig publiek van een willekeurig standpunt te overtuigen.
Door de stormachtige ontwikkelingen op het gebied van de kunstmatige intelligentie staat de retorica opnieuw in de belangstelling. Met de opkomst van Large Language Models (LLM’s) zoals ChatGPT heeft iedereen nu plotseling een digitale privé-sofist in huis, die je met één druk op de knop een overtuigende tekst kunt laten produceren. Of waarmee je een heel trollenleger kunt mobiliseren voor de oorlogsvoering op sociale media. De dreiging die daarvan uitgaat, overstijgt die van de retorisch begaafde enkeling. Valt er eigenlijk nog wel iets te doen tegen deze weapons of mass persuasion?
Om de gevolgen van desinformatie en retorische manipulatie tegen te gaan, zijn tot nu toe verschillende verdedigingsmechanismen in stelling gebracht: fact-checking, om de juistheid van beweringen te controleren; moderatie, om te waarborgen dat uitspraken binnen de regels van het medium vallen; en cancelen, waarbij individuen of organisaties de deelname aan de discussie of het debat wordt ontzegd. Maar al deze tegenmaatregelen hebben zo hun beperkingen. Fact-checking richt zich slechts op feitelijke beweringen. De argumentatie of de meeromvattende retorische context waarin die beweringen worden gedaan, wordt niet in de beoordeling betrokken. En tegenstanders van modereren en cancelen wijzen erop dat dit vormen van controle zijn die op gespannen voet staan met de vrijheid van meningsuiting. Bovendien bestaat het risico dat degenen die deze controles uitvoeren, zich gaan gedragen als ambtenaren in dienst van het Ministerie van de Waarheid.
Misschien ligt de oplossing niet zozeer in het controleren en beperken van de gebruikers van retorische wapens, maar eerder in het bevorderen van de weerbaarheid van degenen waarop ze gericht zijn. Ter aanvulling op fact-checking zouden onderzoekers op het gebied van de retorica een methode voor ‘rhetoric-checking’ moeten ontwikkelen, waarmee mensen zelf de kwaliteit van informatie kunnen beoordelen. De toenemende invloed van kunstmatige intelligentie maakt de retorica dus niet overbodig, maar nodigt uit haar van een scheppende kunst te transformeren in een kritische kunst. Om te overleven in het informatietijdperk hebben we de retorica niet langer nodig om overtuigende teksten te produceren, maar om ze op hun merites te beoordelen.
Dat wist ook een anonieme graffiti-artiest toen hij eeuwen geleden in Pompeï met een scherp voorwerp in een muur kraste: “Wie de retorica niet bestudeert, wordt er het slachtoffer van.” Me dunkt dat deze woorden uit de oude wereld een uitstekend motto vormen voor de hedendaagse strijd tegen de weapons of mass persuasion.