Een basisinkomen voor alle IJslanders
Stel je voor. Niemand hoeft nog een ‘bullshit’-job te accepteren. Iedereen levert naar vermogen een zinvolle bijdrage aan de samenleving, we ondersteunen elkaar als dat even niet lukt en vormen met elkaar een veerkrachtige en ondernemende samenleving die kansen pakt als ze zich voordoen en uitdagingen aankan als dat nodig is. Dat is de belofte van een sociaal vangnet dat iedereen zijn bestaansminimum garandeert in de vorm van een basisinkomen. Economen van links tot rechts hebben zich al voor dit idee uitgesproken, van John Maynard Keynes tot Milton Friedman. En recent pleitte Rutger Bregman voor gratis geld omdat de meeste mensen deugen. Het idee, daar is iedereen het ook over eens, staat of valt met hoe mensen erop reageren. Wat gaan ze doen als we niet meer hoeven werken voor de kost? Wordt onze schaarse tijd in een systeem met basisinkomen beter ingezet en levert ze zo meer welzijn op dan in een systeem zonder? Daar kun je eindeloos over theoretiseren. En dat is ook al door veel slimmere mensen dan ik gedaan. Wat ik zou willen onderzoeken is of en hoe dat werkt in de praktijk.
Daarom is mijn gedroomde onderzoek een grootschalig veldexperiment met basisinkomen om daarvan te leren hoe een samenleving als systeem en de individuen daarin reageren op een dergelijke, vrij fundamentele aanpassing van de instituties waarbinnen we onze economie hebben ingekaderd. Laten we, voor het gemak, aannemen dat we een dergelijk experiment op bijvoorbeeld IJsland zouden mogen doen. De aard van werk zal er veranderen. De onderhandelingspositie van niet-vermogenden en werkenden wordt versterkt en de afhankelijkheid van (slecht-)betaald werk neemt af.
Maar zal daardoor ook de bereidheid om zinvol werk te verrichten afnemen? Neemt het arbeidsaanbod af? Zo ja, in welke beroepen en banen? Neemt ondernemerschap toe? En zo ja, met welke effecten op innovatie en werkgelegenheid? Wat doet dit met kunst en cultuur en wat betekent het in de zorg en het onderwijs? Wat doet dit ook met de bereidheid van mensen om risico’s te nemen? Als ondernemer, als investeerder of als werknemer? Maakt een basisinkomen mensen conservatief of juist progressief en werkt het inkomens- en vermogensongelijkheid in de hand of verkleint het uiteindelijk de kloof tussen de haves en have-nots? Dat zijn de vragen waar ik feiten over zou willen zien.
Er zijn al volop kleinschalige experimenten met basisinkomens geweest. Die geven goede hoop dat de effecten positief zullen zijn. Maar het moet zich nog bewijzen in een macro-economie. Uiteraard moet dat experiment ook de lange termijneffecten in kaart proberen te krijgen. Dus we betalen bijvoorbeeld alle 372.521 IJslanders vijf jaar lang een basisinkomen van 750 euro per maand. Kostenplaatje 12 x 750 x 372.521 is 3.300.000.000 per jaar, gecorrigeerd voor inflatie en met flink wat onderzoekskosten een uitgave van 17,5 miljard. Daarmee kunnen we voor eens en voor altijd beslechten of een basisinkomen nu wel of niet de gedroomde positieve of gevreesde negatieve effecten op menselijk gedrag heeft. De kosten zijn goed te doen als we dit als Eurozone monetair financieren (gewoon ‘bijdrukken’). 17,5 miljard lijkt veel, maar op de 2.389,77 miljard euro die in de afgelopen vijf jaar in de Eurozone netto in omloop is gebracht (september 2018-2023), valt het reuze mee.
Laten we daarom alle IJslanders eerst een digitale rekening bij de ECB aanbieden en dat geld er gewoon elke maand bijschrijven. Dan kunnen we meteen onderzoeken hoe het direct in omloop brengen van digitale euro’s het financiële systeem verandert. Het betaal- en spaargeld zal dan niet als schuld op de balans van private ondernemingen ontstaan, maar als tegoed bij de centrale bank een stevige publieke basis leggen onder ons financiële systeem. Hoe werkt dat? Heeft dat de voordelen die bijvoorbeeld de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR, 2019) daarvan verwachtte? Commerciële banken zullen weer een echt rendement op ingeleend spaargeld moeten bieden om het aan te trekken. En om daar dan nog geld mee te kunnen verdienen zullen ze meer correct ingeprijsde risico’s moeten gaan nemen, waarbij ze ook meer eigen vermogen op het spel zullen moeten gaan zetten. Krediet wordt dan duurder, maar het publieke betalingssysteem maakt de private kredietverlening robuuster en, belangrijker, weer vrij om ook echt risico te dragen. Wat die ondernemendere IJslanders dan weer kunnen gebruiken voor hun echt innovatieve ideeën. Dat is minstens zo interessant en belangrijk als de inzichten op de arbeidsmarkt.
Ons financiële systeem en de huidige arbeidsmarkt zijn resultaten uit het verleden. En die bieden, zoals we weten, geen garanties voor de toekomst. We kunnen ons helaas geen al te wilde experimenten met de ruggengraat van onze economie veroorloven. Maar als ik mag dromen, dan kan dat dus wel. Het basisinkomen en de digitale euro zijn twee nauw gerelateerde, socio-economische systeeminnovaties waar ik in theorie erg gecharmeerd van ben. Als we daar harde wetenschap onder zouden kunnen leggen, dan kan dat het leven van miljoenen mensen in de nabije toekomst sterk verbeteren. Als econoom droom ik van een laboratorium waar we naar believen kunnen experimenteren, opdat we met harde feiten licht kunnen werpen op de keuzes voor de toekomst. Maar het zal nog wel even bij voorzichtig tasten in het donker blijven.