Tussen Plato’s nachtmerrie en Leibniz’ droom: onderzoek naar de cognitieve aspecten van overtuigingskracht
De retorica is een kunst die mensen in staat stelt om anderen op een effectieve manier ergens van te overtuigen. Maar het gebruik ervan kan ook rampzalige gevolgen hebben. Niet alleen lopen individuen het gevaar door retorische manipulatie in absurde theorieën te gaan geloven of gevaarlijke dingen te gaan doen, ook is de maatschappij als geheel meer gebaat bij politieke maatregelen die op feiten zijn gebaseerd dan op mooi verwoorde fantasieën. Om deze reden bestempelde de filosoof Plato de retorica als een nepkunst: het gebruik ervan garandeert niet dat de waarheid zegeviert over de drogreden.
Gezien door de ogen van Plato hebben de recente technologische ontwikkelingen het leven in een nachtmerrie veranderd. Tegenwoordig hoef je geen retorica gestudeerd te hebben om je publiek te overtuigen. Generatieve kunstmatige intelligentie zoals ChatGPT is de drogreden ver voorbij: terwijl de software excelleert in het nabootsen van menselijke communicatie, hebben de achterliggende technieken helemaal niets met menselijk redeneren of waarheidsvinding te maken. De gegenereerde standpunten en argumenten zijn simpelweg een stochastische variatie van trainingsdata.
Deze combinatie van ondoorzichtige computationele massaproductie van argumentatie en de menselijke gevoeligheid voor retorische manipulatie roept de vraag op in hoeverre onze huidige kennis van het overtuigingsproces nog wel toereikend is. De bestaande theorieën beoordelen argumentatie meestal vanuit een Archimedisch punt, bijvoorbeeld het ideaal van logische geldigheid of dat van redelijk gedrag bij het voeren van discussies. Maar hoe werkt persuasieve communicatie op cognitief niveau?
Deze vraag roept een hele serie interessante onderzoeksvragen op. Welke rol spelen de verschillende soorten argumenten en overtuigingstechnieken bij het ontstaan en veranderen van bepaalde opvattingen? Welke retorische patronen zijn er in de hersenen te zien? Hoe verwerken en beoordelen mensen de persuasieve informatie waar ze dagelijks mee geconfronteerd worden? Welke bewuste en onbewuste factoren spelen daarbij een rol?
Of dit fundamenteel onderzoek naar de cognitieve aspecten van persuasieve communicatie Plato van zijn nachtmerrie verlost, is nog maar de vraag. Als je met grotere precisie kunt vaststellen wat iemand ergens van overtuigt, dan kun je die persoon immers ook beter manipuleren.
Draagt het dan wellicht bij aan het realiseren van de droom van Leibniz? Die hoopte dat verschillen van mening op een mechanische manier konden worden opgelost, zodat mensen niet meer eindeloos met elkaar hoeven te discussiëren maar de aanvaardbaarheid van opvattingen kunnen bepalen door deze simpelweg uit te rekenen: “Calculemus!” Als de hersenen geen geheimen meer hebben over hoe wij ergens van overtuigd raken, dan kan informatie heel nauwkeurig op de ontvanger worden afgestemd en worden verschillen van mening razendsnel opgelost.
Nachtmerrie of droom, met het onderzoek op het snijvlak van cognitie en retorica treden we een nieuwe fase binnen van de eeuwigdurende strijd tegen drogredenen en sofisterij.