Om de bescherming van onze persoonsgegevens en onze privacy te kunnen waarborgen, moeten het recht en toepassingen van Artificial Intelligence beter op elkaar worden afgestemd. Promovendus Andreas Häuselmann ziet kansen, maar ook gevaren als dat niet gebeurt.

We moeten regelgeving beter laten aansluiten op de praktijk van AI-ontwikkelingen. Kijk naar het ‘beginsel van juistheid’, dat verankerd is in onze Europese wetgeving. Op basis daarvan moeten persoonsgegevens juist en actueel zijn. Als een bedrijf jouw naam verkeerd spelt, dan is dat in strijd met dat beginsel en moet het bedrijf jouw naam aanpassen (recht op rectificatie), vertelt Häuselmann. ‘Maar wat als AI voorspellingen doet over jouw leven: voor welke carrière ben je geschikt? Hoe oud zal je worden? Zal je gezond blijven en hoeveel geld ga je in de toekmost verdienen? In dat geval kún je niet aantonen dat de persoonsgegevens niet kloppen, als je gebruik wil maken van jouw recht op rectificatie.’

Ook het ‘beginsel van behoorlijkheid’. Daarbij gaat het erom dat het gebruik van persoonsgegevens geen nadelige, discriminerende, onverwachte gevolgen mag hebben, bijvoorbeeld voor consumenten. Dat beginsel is nu heel vaag, terwijl techbedrijven die werken met AI, veel baat zouden hebben bij duidelijkheid. Nog belangrijker is dat een beter onderbouwd behoorlijkheidsbeginsel individuen effectief zou beschermen tegen de risico’s van AI.

Lees het hele bericht op de site van Leiden.

 

Deel via: