Baby’s ontwikkelen zich razendsnel op het gebied van slapen, eten en drinken, maar ook op het gebied van cognitie, taal en sociale interactie. “Als psychologen willen we deze eerste 1000 dagen van een leven goed begrijpen omdat deze zo belangrijk zijn voor de verdere ontwikkeling tot volwassene”, vertelt ontwikkelingspsycholoog Ingmar Visser van het Amsterdamse Baby Lab. “Maar omdat deze ontwikkeling zo snel gaat, en veel onderzoeksmethoden niet geschikt zijn voor deze groep, is babyonderzoek erg uitdagend.”
De wereldwijde samenwerking tussen babylabs, via het internationale platform ManyBabies, helpt de wetenschap verder. Maar hoe onderzoek je baby’s? “In de labs maken we veel gebruik van methoden die oog- en hoofdbewegingen van een baby of peuter volgen, bijvoorbeeld door te observeren of met behulp van een camera. Daardoor weten we waar die haar/zijn aandacht op richt.”
Zelf gebruikt Visser deze methoden in onderzoek naar het leren van regels. Hierin krijgen 5 tot 12 maanden oude baby’s opnames te horen van lettergreepgeluiden die in wisselende patronen zijn geordend, bijvoorbeeld een ABA- of een ABB-patroon. Aan de hand van de bewegingen van het hoofd en de ogen wordt geobserveerd hoe de baby op de reeksen reageert, en of er herkenning plaats vindt.
“Met onze grote en diverse steekproef van baby’s kunnen we zo ontdekken of en in welke mate baby’s al regels kunnen leren, hoe dat verandert gedurende het 1e jaar, en wat de invloed van verschillende taalachtergronden is. Dit vermogen om regels te leren ligt aan de basis van de menselijke cognitie en is essentieel voor zaken zoals taal, spelen en problemen oplossen.
Lees meer op de site van de UvA.