Mensen met autisme hebben moeite met sociale interactie. Dat heeft te maken met een storing in de kleine hersenen. Frank Van Overwalle deed onderzoek naar het mechanisme hierachter en komt met nieuwe inzichten. “Hopelijk helpen die om de begeleiding van mensen met autisme nog beter te maken.”

De kleine hersenen zitten onder de grote hersenen en achter de hersenstam. In de achterkant van de schedel dus. Ondanks hun bescheiden formaat spelen ze een belangrijke rol bij onze motorische controle en coördinatie. Dat is allang geweten. Mensen met een letsel in de kleine hersenen slagen er vaak niet in om hun wijsvinger vlot en moeiteloos naar de tip van hun neus te brengen. Ook zonder wankelen op een rechte lijn lopen wordt moeilijk. Dat zijn niet toevallige testjes die de politie soms afneemt tijdens een verkeerscontrole: alcohol heeft hetzelfde effect op de kleine hersenen als een letsel.

“De kleine hersenen worden ook het motorisch brein genoemd”, vertelt prof. em. Frank Van Overwalle (onderzoeksgroep Brain, Body and Cognition van de vakgroep Psychologie). “Ze zorgen ervoor dat je automatisch een beweging maakt, zonder dat je beseft hoe je dat doet. Het gaat om diep ingesleten bewegingen die je ontelbare keren ingeoefend hebt.”

Met een metaonderzoek en experimenten toonde Van Overwalle het belang van de kleine hersenen bij de ontwikkelingsstoornis autisme aan. De kleine hersenen zijn belangrijk voor de volgorde van gebeurtenissen te bepalen – iets waar mensen met autisme meer moeite mee hebben. Zijn onderzoek is de kroon op zijn werk.

Lees het hele, boeiende interview op de site van de VUB.

Frank van Overwalle. Beeld: VUB
Deel via: