Met iedere celdeling neemt het risico op kanker toe. Een langlevende soort zoals de olifant zou dus vaker kanker moeten krijgen dan een kortlevende soort zoals de muis. In 1975 vond Richard Peto echter dat dit niet zo is en dat er maar weinig variatie is in kankerrisico tussen diersoorten. Dit staat bekend als Peto’s Paradox. In een nieuwe publicatie stellen drie onderzoekers van Wageningen University & Research (WUR) een hypothese voor om variatie in kankerrisico bij schimmels te verklaren. Sommige schimmels lijken met een speciale manier van celdeling mutaties geen kans te geven waardoor het risico op kanker drastisch lager ligt. De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in Microbiology and Molecular Biology Reviews (MMBR).
“Peto’s paradox” kan verklaard worden door stringentere anti-kankermechanismen in langlevende soorten dan in kortlevende soorten. Deze theorie is van toepassing op dieren die kanker kunnen krijgen als snel-delende mutante cellen de fitness van het individu verlagen. WUR-onderzoekers hebben eerder laten zien dat in schimmelnetwerken een soort ‘kernkankers’ kunnen ontstaan. De WUR-onderzoekers redeneren dat langlevende, langzaam groeiende schimmels, zoals heksenringvormende soorten die tot wel honderden jaren oud kunnen worden, mechanismen moeten hebben om het risico op dergelijke ‘kernkankers’ te verminderen.
Artikel op de site van de WUR.