Quarks, de bouwstenen van de kernen van de atomen om ons heen, staan erom bekend dat ze ‘mengen’: de verschillende soorten quarks veranderen zo nu en dan in elkaar. Hoe vaak deze processen precies plaatsvinden is echter niet erg goed bekend, en de theoretische waarden tellen zelfs niet op tot 100%. UvA-IoP-natuurkundige Jordy de Vries en collega’s uit Los Alamos, Seattle en Bern hebben nu werk gepubliceerd dat een stap zet op weg naar het oplossen van deze mysteries.
Als input voor berekeningen gebruiken de natuurkundigen nauwkeurige metingen van radioactieve vervalprocessen die bekend staan als nucleaire bètavervallen. De state-of-the-art van de analyses geeft aan dat er iets vreemds aan de hand is: de waarschijnlijkheid van alle mengingsvormen bij elkaar is niet 100%. Wat is er aan de hand? Zou dit een signaal kunnen zijn van nieuwe fysica buiten het standaardmodel?
Om die vraag te beantwoorden hebben UvA-IoP-natuurkundige Jordy de Vries en collega’s uit Los Alamos, Seattle en Bern een nieuw raamwerk ontwikkeld om heel precies de hoeveelheid menging tussen up- en down-quarks te bepalen – de quarks waarvoor het effect het sterkst is. Het berekenen van de hoeveelheid menging uit de uiterst nauwkeurige gegevens lijdt onder een theoretische onzekerheid die ontstaat uit de subtiele dans tussen de drie fundamentele natuurkrachten die bij het proces betrokken zijn: de sterke kernkracht, de elektromagnetische kracht en de zwakke kernkracht die het radioactieve verval veroorzaakt.
Lees het hele bericht op de site van de UvA.