Freek van de Velde, hoogleraar Nederlandse taalkunde en historische taalkunde in Leuven, schreef met een virtuoze stijl een boek tjokvol ideeën: “Taal laat zich niet bestieren, beregelen of knechten. Elk mens is een inwisselbaar vehikel voor de taal.” Van de Velde heeft een brede wetenschappelijke ambitie, zoekt verbanden met belendende domeinen zoals paleoantropologie, cognitieve wetenschappen, psychologie, evolutiebiologie, geschiedenis en informatica. Van de Velde doet een grote greep..
“In een onbeduidend zonnestelsel in een nietszeggende buitenwijk van een groepje sterren dat als een hoopje witte zoutkorrels uitgestrooid ligt op het uitgestrekte inktzwarte laken van de kosmos, tolt een planeet waarop een merkwaardig wezen ronddoolt. Het is er nog niet zo lang: een paar honderdduizend jaar, en het ziet er afzichtelijk uit. Een wanstaltig groot hoofd, dat het meetorst op een fragiele ruggengraat, en dat onnoemelijk leed berokkent aan barende wijfjes, die het babyhoofd als een onrijpe mango door een tuinslang moet persen. Het pronkt met her den der plantsoentjes pels, alsof het zich er niet bewust van is dat het te kampen heeft met ziekelijke haaruitval. Geelwit glanzende steentjes staan in een gapend gat waardoor het wezen ademt, waar het verhitte brei induwt en gistend vocht in giet. Een kwakend vibrato komt uit trillende vliezen en kraakbeen in zijn keel.”
Het boek heeft veel aandacht voor evolutie, met ons ‘lage strottenhoofd dat alleen bij primaten geëvolueerd is’, stukken over de evolutie van taal zelf, ‘als een virus’, ‘een bio-cultureel hybride systeem, een chimaera uit verschillende werelden’. De auteur schrijft over de manier waarop talen samenlevingen vormen en omgekeerd, hoe samenlevingen bepalen hoe de taal er klinkt. Over de bias in taal onderzoek door de ‘WEIRD-groep’: Western, Educated, Industrialized, Rich , Democratic. Over hoe grote groepen talen regelmatiger maken en onregelmatige vormen en complexiteit alleen gedijen op kleine schaal. Over het sociale onderscheid in taal. “Woorden verraden de spreker: geslacht, leeftijd, regio en stand”. Met mooie voorbeelden van onderzoekers als Labov, die in een warenhuis verschillen in uitspraak wist te koppelen aan economische standen (sociolinguïstiek).
En het gaat over seks. Taal als ‘de pauwenstaart van de mens’ waarmee hij of zij indruk maakt op het andere geslacht: “Taalbeheersing is een belangrijke factor in aantrekkelijkheid, vooral bij vrouwelijke beoordelaars.” Mannen doen ontzettend hun best om verbaal indruk te maken (Ja, Van de Velde!…). “Taal is een bedwelmend afrodisiacum.” En toonhoogte is ‘een glijmiddel’. Maar er is ook aandacht voor forensische linguïstiek, Whorfianisme.
Op het einde verzucht Van der Velde wat hij allemaal heeft laten liggen. Voer voor een volgende boek hoop ik. “Taal is een woekerende tumor, waartegen de mens toto op zekere hoogte machteloos staat.”