Als beeldend kunstenaar en als sociaal wetenschapper onderzoek ik graag zaken die ‘publieke geheimen’ zijn, dingen die iedereen weet maar die we niet in het openbaar willen of kunnen toegeven. Ik doe dat voor een publiek variërend van overheidsfunctionarissen, dwangarbeiders, bezoekers van theaterfestivals of musea tot voetbalteams. Publieke geheimen, of ‘openlijke geheimen’, verwijzen naar informatie die oorspronkelijk bedoeld was om vertrouwelijk te blijven, maar die door dwang, keuze of per ongeluk openbaar werd gemaakt en nu bij veel mensen bekend is. Publieke geheimen zijn publiek en openbaar in de zin dat ze bekend zijn, er wordt naar verwezen in jargon, idioom, roddels, geruchten, mythen, rituelen of spelletjes. Publieke geheimen kunnen uitleg of sociaal-culturele vertaling vereisen voor buitenstaanders – of ze nu uit een ander dorp komen, een andere religie hebben of een ander geslacht hebben. Na een paar jaar in Vietnam gewerkt te hebben rondom AIDS kon ik bijvoorbeeld aan de kleding van de sekswerkers inschatten of ze nieuw waren. Meisjes die riemen, kettingen of voorwerpen droegen waarmee ze gewurgd konden worden, suggereerden dat ze net begonnen waren. Daarentegen had ik iemand nodig die me uitlegde hoe ik een mannelijke sekswerker in Nederland kon herkennen.

Het kost tijd om de betekenis of het doel van een publiek geheim te leren zien. Ze kunnen gezien worden als een daad van onderdrukking, uitbuiting, geweld, liefde of zelfopoffering, afhankelijk van de context en het perspectief van de betrokkenen. Waar het om gaat is macht en wiens belangen gediend zijn met het veinzen van onwetendheid. De juiste verbanden zien is zowel een kunst als een wetenschap.

Kunstzinnige en visuele methoden hebben een bijzondere aantrekkingskracht. Mensen geven misschien geen antwoord op mijn vragen over hun schulden bij illegale geldschieters, of over wie alcohol verkoopt waar dat illegaal is. Toch zullen ze zonder aarzelen een kaart tekenen met de locatie van hun huizen. Ik heb me vaak verbaasd over wat mensen willen laten zien en duidelijk maken aan mij, een vreemde die in sommige gevallen nauwelijks hun moedertaal spreekt. Visuele methodes voelen minder opdringerig aan, omdat mensen kunnen deelnemen zonder hun naam te geven, maar ze zijn zeer specifiek en gedetailleerd. Een gedetailleerde sociale kaart met daarop de huizen van illegale drugsgebruikers kan schade aanrichten als deze in de verkeerde handen valt.

Als kunstenaar kan ik mijn antropologische lens gebruiken om kunst te maken over onderwerpen waar ik om geef. Het werken met fysieke materialen genereert inzichten in de sociale organisatie van objecten, zelfs als het om een simpel T-shirt gaat. Toen ik bijvoorbeeld een zwart T-shirt probeerde te upcyclen voor het kunstproject “Kledingstorm” (2024), over traditionele kleding en vrouwenvoetbal in Zeeland, leerde ik over ‘zwarte rot’ in zwarte T-shirts die meer dan 10 jaar oud zijn. Dit gaf een nieuw perspectief op een aantal problemen met ‘circulariteit’ in de kledingindustrie.

Ik denk wel dat er een verschil is tussen de politieke, emancipatoire ambities van participatieve kunst die geproduceerd wordt door onderzoeksprogramma’s die gebruik maken van op kunst gebaseerde methoden, en de esthetische ambities en criteria van participatieve kunst die geproduceerd wordt door professionele beeldende kunstenaars. Sommige activisten beweren dat het werk dat kinderen in de seksindustrie in een week durende workshop maken kunst is die in een galerie of museum getoond zou moeten worden. Ik denk dat dit getuigt van minachting voor de tradities en criteria van de beeldende kunst. Ondertussen willen beeldend kunstenaars vaak politiek relevant en grensoverschrijdend zijn of verheven doelen promoten. Maar ze gebruiken mensen vaak op instrumentalistische manieren die dergelijke claims ondermijnen. Ik probeer uit te vinden hoe we het beste van de sociale wetenschappen en de beeldende kunst kunnen combineren om uit dit dilemma te komen.

Mijn kunstprojecten zijn kleine avonturen. Vaak begin ik met een vraag, een puzzel of een idee, waarvoor ik vervolgens de technieken vind om dit uit te drukken. Dit kan een houtsculptuur of keramiek zijn, zeefdrukken of kleurenfotogrammen, of een documentaire – en vaak een combinatie hiervan. Ik leer voortdurend nieuwe technieken die me helpen om mijn ideeën op een twee- of driedimensionale manier uit te drukken. Dit verlangen om nieuwe methoden en technieken te leren om complexe sociale onderwerpen te verkennen en uit te drukken, was ook de reden dat ik aan de Rietveld Academie ben gaan studeren. Ik denk dat je me zou kunnen omschrijven als een eeuwige student. Terugkerende thema’s in mijn werk zijn migratie, invasie, gender en seksuele en reproductieve gezondheidsrechten.

Vrouwen en meisjes zijn vaak uitgesloten van het publieke debat en van de officiële openbare geschiedenis. Om het perspectief van vrouwen te begrijpen, moet je misschien op verschillende plaatsen zoeken en andere vormen van verhalen onderzoeken: kleding, erfjuwelen, nagelkunst of voorwerpen voor dagelijks gebruik. Ze zijn ook te vinden in verhalen over hoe deze voorwerpen zijn gemaakt of doorgegeven. Bruidsjuwelen die in een patrilineair en patrilokaal systeem van moeder op dochter worden doorgegeven, betekenen tegelijkertijd scheiding, verbondenheid, machteloosheid en rijkdom. In mijn werk probeer ik vaak een gevoel van solidariteit en steun te creëren onder diegenen die hun culturele identiteit en erfgoed willen opeisen of terugwinnen. Dit kan werk zijn met inheemse groepen in Azië en Afrika, die gedwongen zijn hun cultuur op te geven in naam van ontwikkeling of geloof. Of het ontwerpen van “voetbaldracht” voor het meisjesvoetbalteam in Yerseke, de geboorteplaats van mijn grootmoeder van moederskant. Zij droeg traditionele kleding in Zuid-Beveland, maar vond dat niet leuk omdat ze niet kon sporten, terwijl de jongens wel konden voetballen. Ik creëerde outfits die ‘de dracht’ en vrouwenvoetbal eerden.

Ik ben gefascineerd door invasieve soorten – planten of dieren – en de negatieve houding van mensen tegenover invasieve soorten, omdat mensen zelf de meest invasieve soort op aarde is. Ik maak graag werk dat zulke houdingen bespot of uitdaagt. Twee van deze werken zijn te zien in deze tentoonstelling. De kleurenfotogrammen van Deep sea surveying (2024), suggereren indringing, delicaat samenleven en diepzeemijnbouw, en tonen mijn fascinatie voor de verborgen kanten van ons bestaan, de dilemma’s waar we voor staan in ontwikkeling en het verleggen van de grenzen van analoge technieken. De houten sculpturen Invasions (2021-2023) verwijzen naar totems die worden opgegeten door eikenprocessierupsen, waarvan het onduidelijk is of ze hun kracht ontlenen aan deze invasies of er juist door verzwakken.

Deze tekst is afkomstig uit de catalogus bij de expositie ‘Observations’. De expositie is nog te zien tot 31 januari 2025 (www.observations24.nl).

Deel via: