‘Interactie’, stelde de socioloog Goffman (Goffman, 1983: 2), ‘kan worden geïdentificeerd als datgene wat zich voordoet in sociale situaties, dat wil zeggen in omgevingen waarin twee of meer individuen fysiek in elkaars aanwezigheid zijn’. Tussen haakjes voegde hij eraan toe dat ‘vermoedelijk de telefoon en de e-mails gereduceerde versies zijn van de oorspronkelijke werkelijkheid’. Interactie was een label dat Goffman voornamelijk reserveerde voor ‘face-to-face interactie’. In zijn eigen werk sloot hij gemedieerde communicatie uit op basis van praktische maar niet om theoretische redenen (Moore, 2019). Hij benadrukte wel dat beide soorten interactie van een andere orde zijn: ‘een telefoongesprek moet eerst worden gezien als een afwijking van de norm, anders gaat de structuur en betekenis ervan verloren’ (Goffman, 1964: 136). Daarom beschouwde hij gemedieerde interactie als interactie die onderzocht moest worden in relatie tot niet-gemedieerde interactie.

Goffmans inzichten in interactie zijn nog steeds zeer relevant, maar alleen als we zijn werk updaten voor digitale interactie. Dat is het doel van dit artikel. In wat volgt, bouw ik verder op sleutelbegrippen uit het werk van Goffman – facework, de sociale situatie, de interactieorde – en actualiseer ze om digitale interactie te begrijpen. Eerst introduceer ik het begrip ‘digitaal gezichtswerk’ en de digitale interactieorde om te benadrukken hoe mensen digitale media gebruiken om hun ‘gezicht’ te creëren en te onderhouden in relatie tot de socio-technische kenmerken van digitale media. Digitaal gezichtswerk, zo stel ik, is een socio-technische assemblage en moet als zodanig worden geanalyseerd. Digitale platformen zijn niet alleen ruimtes die interactie mogelijk maken, het zijn ook (algoritmische) actoren die het facework van hun gebruikers mede construeren en agency hebben door mede te bepalen wie er deel uitmaakt van de interactie en dus wie er betekenis kan toekennen aan de interactie en iemands gezicht. Om digitaal facework te begrijpen moeten we het volgende begrijpen:

  1. Hoe digitale platforms interactie mogelijk maken en sturen (Georgakopoulou, 2020),
  2. Hoe platforms de sociale situatie vormgeven,
  3. Hoe gebruikers interacteren in relatie tot de specifieke kenmerken van online gemedieerde interactie (zoals SpaceTime-compressie (Thompson, 2020), communicatiemodi, many-to-many communicatie en de algoritmische logica van digitale media),
  4. De technisch-economische context van die platformen en hoe die de platformculturen en digitale interactie beïnvloedt.

Digitaal facework en de sociale situatie

Digitale media maken deel uit van wat Goffman (1967: 35) ‘de sociale situatie van interactie’ noemde. De sociale situatie omvat niet alleen de directe aanleiding – een ontmoeting of een praatje met vrienden – en de bijbehorende sociaal-culturele conventies, maar ook de fysieke setting waarin de sprekers optreden. Volgens Goffman moeten ze allemaal bestudeerd worden om de betekenis van interactie te begrijpen, omdat ze er allemaal sturing aan kunnen geven. Goffman benadrukte de complexiteit van die sociale situatie en waarschuwde voor het negeren ervan door alleen specifieke delen van de toespraak of de sociale situatie te beschouwen (Goffman, 1964). Uiteindelijk kunnen die ogenschijnlijk onbelangrijke details van groot belang zijn in de constructie van betekenis (Blommaert, Spotti & Van der Aa, 2017: 351). Het is in het samenkomen van actoren in een specifieke sociale situatie dat bepaalde formats en (morele) scripts in beeld komen. Platformen maken deel uit van de sociale situatie van digitale interactie. Ze maken niet alleen interactie mogelijk, ze zijn ook actoren in de interactie. Ze kweken specifieke platformculturen die aanleiding geven tot specifieke interactieve praktijken (Maly, 2023b; Maly & Beekmans, in review).

Een van de discursieve effecten van de platformorganisatie is de opkomst van zogenaamde ‘kleine verhalen’ die vertellen over ’triviale gebeurtenissen uit het dagelijks leven van de verteller, in plaats van grote verwikkelingen of verstoringen’ (Georgakopoulou, 2021: 2). In het werk van Georgakopoulou worden kleine verhalen gebruikt ‘als een overkoepelende term die een scala aan ondervertegenwoordigde narratieve activiteiten omvat, zoals het vertellen van lopende gebeurtenissen, toekomstige of hypothetische gebeurtenissen en gedeelde (bekende) gebeurtenissen, maar ook toespelingen op (eerdere) vertellingen, uitstel van vertellingen en weigeringen om te vertellen’ (Bamberg & Georgakopoulou, 2008). Ook al worden platforms gebruikt om ’triviale gebeurtenissen’ te communiceren, ze zijn betekenisvol omdat ze instrumenten zijn voor identiteitscommunicatie. Dergelijke ‘kleine verhalen’, zo stelt ze in later werk, worden geprogrammeerd en versterkt door sociale media. Ze identificeert drie fasen in de ontwikkeling van kleine verhalen binnen digitale platforms:

  1. In de eerste fase moedigden platforms mensen aan om ‘het moment’ direct te delen.
  2. In de tweede fase verleidde het mensen om het moment te tonen in termen van het delen van ‘selfies’.
  3. In de laatste fase werd het delen van verhalen geprogrammeerd als ‘aparte functies, geïntegreerd in hun architectuur en als zodanig benoemd’ (Georgakopoulou, 2021: 2).

Het kleine verhalen-format wordt, in een postdigitaal tijdperk, duidelijk gestuurd door platforms. Dagelijks vragen platforms ons ‘Wat ben je aan het doen?’  en willen dat we dat delen (Facebook) en moedigen ons aan om ‘verhalen’ uit ons dagelijks leven te delen (TikTok, Instagram, Snapchat en nu ook YouTube en Facebook). Deze digitale vorm van interactie is zichtbaar in de narratieve strategieën die dominant zijn in de influencer-cultuur. De influencer-cultuur normaliseerde onder andere het delen van intieme informatie met een groot publiek. Geënsceneerde intimiteit en authenticiteit (Gaden & Delia, 2014) wordt nu verwacht van YouTubers (Dekavalla, 2022; Raun, 2018). Het is onderdeel geworden van wat we met Goffman ‘de digitale interactieorde’ kunnen noemen. Deze intimiteit wordt geënsceneerd en is dus gespeeld. Influencers geven hun volgers niet echt een kijkje achter de schermen.

De digitale interactie

Deze digitale interactieorde deelt heel wat kenmerken met de face-to-face interactieorde. Centraal staan de regels en verwachtingen die deelnemers gebruiken bij het ontwerpen van interactie. Maar er zijn ook verschillen. Het belangrijkste verschil is dat de interactieregels en -verwachtingen online niet alleen worden bepaald door de sociale gelegenheid of de socio-culturele context, maar ook door de socio-technische context.

De eerste en misschien wel de meest directe en voor de hand liggende invloed van digitale media op interactie is te vinden in de mogelijkheden van de platforms. Het posten van een geschreven bericht op Facebook is iets anders dan een live reel (een korte video) op Instagram of een YouTube live stream met een live chat. En geen van deze platforms is hetzelfde als een persoonlijke ontmoeting. Gebruikers hebben de keuze tussen chatten, live streamen, videobellen of het posten van statussen en/of reageren met memes. Het is duidelijk dat gebruikers, afhankelijk van het medium en de modi van hun keuze, een breed scala aan interactiemogelijkheden hebben. Gebruikers kunnen ervoor kiezen om een brede groep mensen aan te spreken of alleen hun goede vrienden.

Communiceren met 5000 vrienden op Facebook is duidelijk anders dan één-op-één interactie, maar het is ook anders dan wat Goffman een ‘platformevenement’ zou noemen. Digitale technologieën formatteren interactie op verschillende manieren. Ze sturen gebruikers bijvoorbeeld aan om voornamelijk via afbeeldingen te communiceren (Instagram), ontmoedigen het plaatsen van links (Instagram) en geven de voorkeur aan korte tekst (X, voorheen Twitter), of veroorloven het maken van duetvideo’s op TikTok. Ze dragen bij aan de opkomst van specifieke technologische interacties. Digitale media kunnen de schaal van communicatie beperken en/of uitbreiden, kunnen het bereik van symbolische signalen beperken of uitbreiden, maar kunnen ook beperken en/of uitbreiden wat er gezegd kan worden, hoe het gezegd kan worden en wie er wel en wie er niet zal reageren op de boodschap. Sterker nog, het is duidelijk dat ook de tijd-ruimteconfiguratie van digitale interactie enorm verschilt van niet-gemedieerde communicatie.

Digitale platforms construeren de digitale interactieorde via hun affordances (functionaliteiten), interfaces, communityrichtlijnen, moderatiepraktijken en algehele algoritmische organisatie (Maly, 2022a). Het is bijvoorbeeld de algoritmische organisatie die bepaalt wat zichtbaar wordt (Bucher, 2018) en dus wie deel gaat uitmaken van de interactie en wie er nooit iets over te horen krijgt. Platformen programmeren socialiteit (Van Dijck, 2013): ze formatteren en sturen hoe en met wie we interacteren.

Digitale interactionele regels, normen en verwachtingen worden op zijn minst gedeeltelijk bepaald door technische kenmerken van platforms (affordances, algoritmen, interfaces) en culturele interacties met die technologieën in de vorm van media-ideologieën, algoritmische verbeeldingen (Bucher, 2015) en platformculturen (Maly, 2023). En in tegenstelling tot offline situaties zijn de platformregels en -verwachtingen niet alleen onbewuste, stilzwijgende, vanzelfsprekende praktijken, ze worden in veel opzichten expliciet benoemd en afgedwongen door platformen via menselijke en algoritmische moderatiepraktijken. Daten op Tinder, Bumble of The Right Stuff maakt interactie mogelijk, maar is totaal anders dan het traditionele offline daten: de platforms organiseren en sturen interactie mede vanuit specifieke normatieve posities (Maly & Beekmans, in review).

Digitaal gezichtswerk analyseren

Het analyseren van digitaal gezichtswerk leidt ons dus naar een digitale, etnografische benadering – of een micro-analyse in de termen van Goffman – waarbij we ons richten op de manier waarop gebruikers hun gezicht proberen te creëren in een digitale interactieorde. Hoe mensen online hun gezicht creëren is niet alleen hun individuele en authentieke expressie, maar moet worden geanalyseerd in relatie tot de socio-technische context. Het analyseren van een digitaal gezicht dwingt ons te kijken naar de constructie van dat gezicht door het bewuste handelen in relatie tot media-infrastructuren en -culturen. Digitaal facework nodigt onderzoekers dus uit om de complexe ‘poiesis-infrastructuur’ te analyseren (Arnaut, Karrebaek, Spotti, & Blommaert, 2017: 13). Het complex van de poiesis-infrastructuur richt de aandacht van onderzoekers op het begrijpen van menselijke activiteit als creatieve, sociale interactie, ingebed in infrastructuren, en maakt het mogelijk om beter te begrijpen ‘hoe creatieve activiteit zowel mogelijk wordt gemaakt als beperkt wordt door de omstandigheden waarin het plaatsvindt’ (Calhoun, Sennett & Shapira, 2013: 197). Digitaal facework vereist dus gedetailleerde aandacht voor het kleine – de details van de feitelijke interactie tussen gebruikers en hun volgers in een specifieke sociale gelegenheid – en het grote: de sociaal-culturele en de sociaal-technische context, inclusief de manier waarop affordances en richtlijnen mede vorm geven aan deze specifieke interactie én de grotere digitale cultuur.

 

 

Literatuur

Bamberg, Michael & Georgakopoulou, Alexandra (2008). Small stories as a new perspective in narrative and identity analysis. Text & Talk 28-3 (2008). Ppg 377-396.

Blommaert, Jan, Spotti, Massimilano. & Van der Aa, Jenny. (2017). Complexity, mobility, migration. In Suresh Canagharaja: The Routledge Handbook of Language and Migration. New York: Routledge: pp.349-363

Bucher, Tania (2018). If….then. Algorithmic power and politics. Oxford: Oxford University PRess.Georgakopoulou, Alexandra (2021). Small stories as curated formats on social media: The intersection of affordances, values & practices. System 102 , 102620, https://doi.org/10.1016/j.system.2021.102620.

Dekavalla, Marina (2022). Facework in Confessional Videos by YouTube Content Creators. Convergence: The International Journal of Research into New Media Technologies, Vol. 28(3), 854–866:. Retrieved from Convergence: The International Journal of Research into New Media Technologies.

Gaden, Georgia, & Delia, Dumitrica (2014). The ‘real deal’: Strategic authenticity, politics and social media. First Monday, https://doi.org/10.5210/fm.v20i1.4985.

Georgakopoulou, Alexandra, Iverson, Stefan & Carsten, Stage (2020). Quantified storytelling. A narrative analysis of metrics on social media. Cham: Palgrave Macmillan .

Goffman. Erving. (1983). The Interaction Order: American Sociological Association, 1982 Presidential Address. American Sociological Review, Vol. 48, (No. 1 (Feb., 1983), ), pp. 1-17.

Goffman, Erving. (1964) The neglected situation. American Anthropologist. Dec. 1964. Vol. 66, No 6., Part 2: the ethnography of communication, pp. 133-136.

Goffman, Erving. (1967). On face-work: an analysis of ritual elements in social interaction. . In E. Goffman, Interaction ritual: Essays on face to face behaviour (pp. pp. 5-45). Garden City, New York: Anchor.

Maly, Ico (2022b). Populism as a Mediatized Communicative Relation: The Birth of Algorithmic Populism,. In C. Chun, Applied Linguistics and politics (pp. 33-60). London & New York: Bloomsburry.

Maly, Ico (2023a). Digital economy and platform ideologies. Diggit Magazine: https://www.diggitmagazine.com/working-papers/digital-economy-platform-i…

Maly, Ico (2023b). Reproducing platform ideologies: Do what you like with Gary VEE. Diggit Magazine: https://www.diggitmagazine.com/working-papers/reproducing-platform-ideol…

Maly, Ico & Beekmans, Inge (in review). The ideology of platforms: the Right Stuff. In Arnaut, Karel, Parkin, David, Spotti, Massimiliano & Maly, Ico. Ethnography and power. Mobility, complexity in (digital) discourse. Bristol: Multilingual matters.

Moore, Robert. (2019, Oct ). “Context collapse” on a small island Using Goffman’s dissertation fieldwork to think about online communication. Language, Culture and Society, Volume 1, (Issue 2,), 267 – 285.

Raun, Tobias (2018). Capitalizing intimacy: new subcultural forms of micro- celebrity strategies and affective labour on YouTube. Convergence( 24(1): ), 99-113.

Thompson, John, B. (2020). Mediated Interaction in the Digital Age. Theory, Culture and Society, Volume 37, (Issue 1), https://doi.org/10.1177/0263276418808592.

Van Dijck, José (2013). The Culture of connectivity. A Critical History of Social Media. Oxford: Oxford University Press.

Van Dijck, José (2013). Understanding social media logic. Media and Communication, Volume 1( Issue 1 ), Pages 2–14, DOI: 10.12924/mac2013.01010002.

 

 

 

 

Deel via: