Vandaag is het 19 jaar geleden dat ik als rechtenstudent ontgroening liep. Hoewel ik deze ‘kennismakingstijd’ niet altijd even leuk vond (zie foto), snap ik dankzij de destijds geleerde lessen de Omgevingswet wel een stuk beter.
Zo leerde ik tijdens mijn ontgroening dat ik als nuldejaars automatisch respect moest hebben voor studenten die zich al eerder bij de vereniging hadden ingeschreven. Die sociale norm komt terug in artikel 9.9 van de Omgevingswet, waaruit volgt dat een nieuw op een perceel gevestigd gemeentelijk voorkeursrecht een oudere in het kadaster ingeschreven koopovereenkomst moet respecteren. De partij bij die oudere overeenkomst hoeft zich op zijn beurt helemaal niets aan te trekken van het bestaansdoel van het jonge gemeentelijk voorkeursrecht. Deze partij kan zich namelijk beroepen op anciënniteit en kan zijn perceel ondanks het gemeentelijk voorkeursrecht gewoon leveren aan de projectontwikkelaar met wie de oudere overeenkomst was gesloten.
Verder kwam ik er als huisjongste achter dat ik kennelijk moest dulden dat een deel van mijn slaapkamer tijdens de zomermaanden door mijn huisgenoten werd gebruikt als route naar het balkon. Dit is in lijn met artikel 10.21 van de Omgevingswet op basis waarvan een persoon van hogerhand kan worden verplicht om te gedogen dat er op zijn grond een tijdelijke weg wordt aangelegd indien daarmee een maatschappelijk belang wordt gediend.
In mijn praktijk op het gebied van grondzaken en waterrecht heb ik dus wel wat aan de lessen uit mijn ontgroening. Ik hoor graag in de comments op LinkedIn of er meer mensen zijn die iets aan hun ontgroening hebben gehad of dat we dit maar moeten afschaffen. Ik heb in ieder geval pas sinds het in zwang raken van Zoom vergaderingen een positieve associatie gekregen met ‘urenlang zoemen’