Ik denk dat mijn voorname kritiek op het belangrijke stuk van Julia Steinberger is dat er een positivistische aanname onder lijkt te zitten dat maar één perspectief op de werkelijkheid echt valide kan zijn. Belangrijk bij Hayek c.s. is, zoals Foucault in zijn werk ‘De geboorte van de biopolitiek’ uiteen zet, dat Hayek c.s. vanuit het Nazisme een specifiek perspectief hadden op de totalitaire staat. Hun visie was een reactie op hun tijd en het nationaal socialisme, en het probleem van hoe een staat te funderen die niet kon worden gekaapt door nationalisme. Ik denk dat de analyse van Steinberger daar te kort door de bocht is; haar interpretatie van hun motieven wordt gelijk gesteld aan hun daadwerkelijke motieven – en daarmee lijkt de interpretatie van Steinberger door te gaan voor de juiste.
Dat Hayek, Von Mises en de rest zo hun context kenden maakt neoliberalisme en hun perspectief op de rol van bedrijven in de samenleving er niet minder laakbaar op. Wel maakt het duidelijk welk specifiek probleem hun ideeën een antwoord op vormden, zoals Foucault het zou formuleren. Het maakt die ideologie, vervlochten met het management ethos, meer begrijpelijk in diens populariteit. Door tegenover het neoliberale wereldbeeld één werkelijkheid te zetten zoals Steinberger doet, wordt juist de grondhouding van het neoliberale wereldbeeld gesterkt. Je creëert (per ongeluk) een totalitaire visie, in de zin van compleet en eenduidig perspectief. Daarmee sterk je specifiek de angst voor een totalitaire staat waar de grondleggers van het neoliberalisme (en met hen de Ayn Rand adepten, en ga zo maar door) zo voor huiverden – van een staat die het gelijk categorisch aan diens kant ziet. Door zo een tweestrijd te ensceneren maak je je tegenstander sterker; omdat je gaat terugduwen precies op de bron van weerstand waaruit de oorspronkelijke ideeën geboren waren. Dat veroorzaakt een feedback van weerstand (zoals ik in een recent wetenschappelijk artikel uitvoerig betoog – A political ecology of modernist resistance).
Dit maakt haar analyse overigens niet minder waardevol of terecht. Alleen is ze niet de enige mogelijke ‘goede’ analyse – noch is ze diametraal tegengesteld aan het neoliberalisme. Kort gezegd: als je ijkpunt de tegenstander is, dan ga je diens positie versterken met je verzet.
Het draait niet om verzet tegen, maar om een beter, meer aantrekkelijk alternatief, dat zowel een narratief is als een machtsopvatting, die zich dus uit in woorden en het aangaan van concrete machtsrelaties. Daarvoor doet ze zinnige voorstellen, hoewel voor mij nog te veel gekleed in de taal van het verzet. Zoals vaker het geval is denk ik dat daar een morele emotie als motivatie de grondslag vormt voor de analyse – het is bijna een algemene houding te noemen van klassiek linkse politiek. Moreel gelijk is het emotionele kompas en daaruit vloeit als logische strategie weerstand voort tegen het morele ongelijk. Toch is dat nog een leer van de bestrijding. Het is een therapeutische benadering waarvan de uitkomsten ongewis zijn. Zoals ik op Medium uiteen heb gezet, is een pragmatische strategie bijv. om gebruik te maken van kantelpunten en zo positieve frames de overhand te laten krijgen in plaats van je moe te vechten op negatieve frames van je ’tegenstander’ (die je bovendien, door zo te framen, als onveranderlijk ziet, waarbij je dus hun achterban versterkt in plaats van die achterban op een ander spoor te krijgen; mensen zijn niet eenduidig) en diens machtsposities te bestrijden.
Mijn boek ‘Alledaags activisme‘ dat eind deze zomer verschijnt richt zich precies op de positieve voorstellen die ze doet. Daar ben ik blij om. Met het belangrijke verschil dat ik niet vanuit de helicopterview (c.q. meta- of systemische positie) probeer het hele systeem te duiden, maar tactisch, vanuit het (handelings)perspectief van het individu oriënteer. Ik denk dat het een gemiste kans is om vanuit het metaperspectief dat wetenschappers en filosofen eigen is naar ‘het systeem’ te kijken. Je moet er vanuit, dat wil zeggen van binnen het systeem naar kijken, dus als zijnde zelf een onderdeel ervan. Dat is een subtiele maar radicale switch. Dat is de crux van het werk van Foucault en de Franse pragmatisten zoals Isabelle Stengers.
Zo bezien ontstaat er een zekere gelijkwaardigheid met andere perspectieven, waardoor je ook meer het vermogen cultiveert om die op specifieke punten (zwakke plekken) te veranderen in plaats van je ertegen te verzetten als ware het een geheel – dat laatste is wat vanuit de strategische blik van de helicopter de enige logische route lijkt. We moeten er naar kijken als onderdeel van een ecologie van praktijken, zou Stengers zeggen. Dit is ook mijn constructieve kritiek op het Climate Majority Project van Rupert Read. Het perspectief en narratief is op het geheel geijkt, in plaats van op de delen die het geheel maken. Als je begint met het idee dat je een regenwoud gaat maken, dan lukt dat nooit. Je moet beginnen met de delen, en begrijpen hoe die in complexe adaptieve systemen tot een emergent geheel leiden. Omdat je daar geen regie op hebt als individu is het des te sterker, een ecologie van praktijken.